Trefwoorden Beeld en installatie 2.1.
Doelstellingen Beeld en installatie 2.1. telt drie onderdelen.
A. Beeldontwikkeling
B. Beeld & installatie
C. Bewegend beeld & installatie
A. Beeldontwikkeling
De student kan een beeld isoleren buiten de werksfeer en presenteren als resultaat van een onderzoek binnen een bepaalde visie.
De student kan ontvangen kritiek plaatsen en kan zelf kritiek formuleren op werk van medestudenten.
De student kan zijn werk via digitaal beeld registreren en representeren.
De student kan zijn werk toelichten en plus en min punten detecteren.
B. Beeld & installatie
De nadruk komt te liggen op de oprechtheid en een daaraan verbonden logica binnen het creatief proces. Dit is noodzakelijk voor de geladenheid van het eindresultaat.
De student is in grote mate vrij in de keuze van het onderwerp. Deze vrijheid berust op een voorafgaande verkenning van het persoonlijk universum (zelfkennis: mogelijkheden, beperkingen, eigenheid).
Deze zelfkennis is niet voldoende, maar vraagt een volgehouden denk- en werkritme naast een vorm van consequente zelfdiscipline.
Opstart via klassikale begeleiding en introductie van de algemene doelstellingen van het tweede jaar, gevolgd door een individuele begeleiding, project per project. Bij evaluatiegesprekken wordt door middel van concrete vragen gepoogd de student problemen te doen onderkennen, ze juist te formuleren en ze uiteindelijk op te lossen.
Afgewerkte producten worden geïsoleerd van de werksfeer en als uitspraak gepresenteerd.
Beelden worden afgetast en getoetst naar zeggingskracht. In deze module gaat de aandacht verder naar de opbouw, de gemaakte keuzes (inhoudelijk vormelijk en materiaal-technisch) en de werking van het beeld in de ruimte en binnen de context van het hedendaags kunstgebeuren.
Studenten bouwen een maturiteit op omtrent hoe een beeld werkt, hoe het technisch uit te voeren is, hoe het werkt op communicatief-associatief vlak, hoe het werkt op betekenisniveau (aanschouwelijk, letterlijk, metaforisch, symbolisch,ervaringsgericht...).
Extra aandacht gaat naar het reflecteren over het eigen werk en het positioneren van het werk en zichzelf.
Er is tijd en plaats voor kleine interne ‘tentoonstellingen’, try-outs op initiatief van de student, van uitgevoerde werken, waar ervaren, praten, reflecteren en argumenteren over de werken sterk gestimuleerd wordt.
C.Bewegend beeld & installatie.
In deze fase worden de mogelijkheden van het bewegende beeld (en eventueel het stilstaande fotografisch- beeld als mogelijke bron) in relatie tot een ruimtelijke weergave en/of presentatie (eventueel installatie) verkend om deze te kunnen definiëren (zie module 1.1.).
Het bewegende beeld (de plaats van o.a. video) wordt door de studenten verder onderzocht (op basis van verworvenheden van module 1.1.) en gebruik om een autonoom (kunst)werk te realiseren vanuit het perspectief van de actuele kunst.
Het atelier is gebaseerd op de vrije onderzoekende attitude vanuit een interdisciplinaire benadering.
Leerinhoud Beeld en installatie 2.1. telt drie onderdelen.
A. Beeldontwikkeling
B. Beeld & installatie
C. Bewegend beeld & installatie
A. Beeldontwikkeling
“Communicatie”
De aandacht gaat naar de werking van het beeld in de ruimte. Afgewerkte oefeningen worden geïsoleerd van de werksfeer en als uitspraak gepresenteerd.
Beelden worden afgetast en getoetst naar zeggingskracht. Binnen deze module worden foutieve aanpakken en benaderingen positief opbouwend bekeken.
Studenten leren hoe een beeld werkt, wat kan en niet kan. De lessen worden opgevat als kleine interne tentoonstellingsoefeningen waar praten en reflecteren over de werken sterk gestimuleerd wordt. Try out en feedback.
B. Beeld & installatie
1.Formuleren van voorstellen van een persoonlijk artistiek traject en project(en) voor semester 3 : studie van de eigen beeldelementen, inschatten van de nodige materialen en de noodwendige technieken om een consequente uitvoering te kunnen plannen en aanvatten.
2.Uitwerking : onderzoek naar de relatie concept, beeld , vorm, inhoud, betekenis, techniek en materiaal i.f.v. eigen ontwerp en werk.
3.1-ste voorstelling : presentatie en communicatie rond het (eigen) beeld.
4.Opbouwen van een ondersteunend dossier (technische fiche, inhoudelijk concept, plaatsen binnen een referentiekader).
Het programma in het atelier Beeldhouwkunst wordt gekenmerkt door PROJECTONDERWIJS.
Het standpunt van het project is het ontwerp, een voorstel tot het uitvoeren binnen het eerste trimester van een of meerdere (kunst)werk(en).
Onderzoek wordt gedaan door middel van schets, foto, tekst, contextsituering, documenteren, ... en een aanzet geven tot uitvoering en presentatie.
Fasen van begeleiding
A) Bespreking van het ontwerp
De bespreking van het ontwerp gebeurt op basis van de ontwerptekening uitgevoerd door de student(e).
De student(e) tracht zijn/haar ontwerp toe te lichten naar vorm, materiaal en inhoud.
De begeleider tracht hem/haar hierin te volgen om tot een evaluatie te komen betreffende: - materiaal- vormaspecten - technische haalbaarheid - inhoudelijke aspecten (leef- en denkwereld, motivatie)
De evaluatie resulteert in een advies, de begeleider formuleert voorstellen.
B) Uitvoering van het ontwerp
1) Begeleiding wat betreft aankoop van materiaal: wat aankopen, waar aankopen, hoeveel, budgettering en transport.
2) Begeleiding in de technische uitvoering: aanleren van de nodige technieken en vaardigheden, gebruik en onderhoud van de werktuigen.
3) Begeleiding in het bewerkingsproces van het materiaal vooral naar de vorm toe (o.a. verhoudingen, uitzicht, ruimte).
C) Evaluatie van het eindresultaat
Is de relatie tussen vorm en inhoud geslaagd (o.a. verhoudingen, uitzicht, ruimte...)?
Kwaliteiten van het werk: bespreking van vormelijke en inhoudelijke aspecten, plaatsing in een evolutief geheel (persoonlijke evolutie in het werk van de student(e)), voorstellen tot conservering van het werk, beschermen, transport enz..., portfolio
Doelgericht aanwenden van nieuwe media binnen de hedendaagse (beeldhouw)kunst. Gebruik en begeleiding van fotografie (analoog en digitaal), video en montage (+bewerking), invoeren in computer, 3-D programma's.
C. Bewegend beeld & installatie
-Beeldduiding en beeldlezing: De kracht en het potentieel van bewegende beelden (accent op video en audio, het kinetisch beeld, lichtprojectie, enz.) worden onderzocht, alsook de inhoudelijke en vormgevende elementen van zowel autonoom beeld + autonoom geluid als de interrelatie van beeld en geluid, bewegend beeld en installatie.
-Een aantal karakteristieken van het bewegende beeld binnen de context van installaties, performance of andere artistieke uitingsvormen, worden geïntroduceerd.
De benadering belichten vanuit de beeldende kunst met uitgesproken aandacht voor een fysisch - ruimtelijke presentatie , environnementale integratie, integratie binnen installatie of autonoom als installatie (monitorenopstelling en / of projectiles).
-Ontwerpen en concepten formuleren en realiseren met behulp van eenvoudige expressiemiddelen en onder begeleiding en regelmatige feedback.
-Experiment, veelzijdigheid in benadering van onderwerp op inhoudelijk en formeel vlak laten uitmonden in een (beperkte want 1-ste module) eigen vormtaal en standpunten.
Verdichting van beelden en inhouden.
Spirituele en technische assemblage.
Associatief denkend en beeldend.
-Bevragen en inzicht ontwikkelen in functie van relevantie en efficiëntie van voorgestelde en aangewende middelen om het vooropgestelde doel te bereiken binnen het eigen projekt met het doel het onderzoeken en het verkennen van de technische en artistieke elementen van Opname- Montage- en Presentatietechnieken en deze te verbeteren.
-Gebruik maken video om het werk van de student te (leren) archiveren en te ondersteunen, als schetsboek en documentatie.
-De student wordt aangemoedigd tot en ondersteund in actieve deelname in gesprek, dialoog, confrontatie en reflectie over het eigen onderzoek, werk en proces.
Begincompetenties
Basiskennis van de technieken en computertoepassingen, uit algemeen inleidende opleidingsonderdelen.
De student moet basisinteresse hebben voor hedendaagse kunst en de hedendaagse kunstpraktijk, het stilstaand en in het bijzonder’ het bewegende beeld’ binnen de driedimensionale context, al of niet in relatie met installatie.
Hij moet onderwerpen weten aan te brengen, en een creërende behoefte aantonen, die zich in eerste instantie vertaalt in een onderzoekende houding, waar experiment en veelzijdigheid in benadering van onderwerp primeren.
Hij moet – onder begeleiding- in staat zijn deze behoefte beknopt te formuleren (verbaal en/of schetsmatig) als een onderzoeksproject en voorstellen te formuleren om deze beeldend om te zetten met behulp van eenvoudige expressiemiddelen.
De student moet een behoefte hebben aan gesprek, dialoog en confrontatie.
De student moet een onbevooroordeelde openheid vertonen ten opzichte van basisgedachten omtrent vorm, inhoud, materiaal en betekenis van het beeld en deze verder te ontwikkelen.
Eindcompetenties De student moet specifieke interesse in functie van zijn ontwerp / project voor hedendaagse kunst en de hedendaagse kunstpraktijk, in het bijzonder’ het bewegende beeld’, al of niet in relatie met installatie, weten aan te wenden binnen zijn onderzoeksproject en (bij uitbreiding) artistiek project.
Zijn creërende behoefte heeft zich in eerste instantie vertaald in een doorgedreven onderzoek, waar experiment en veelzijdigheid in benadering van onderwerp op inhoudelijk en formeel vlak primeren en zichtbaar worden in het resultaat.
De student is in staat tot gesprek, dialoog, confrontatie en reflectie over het eigen werk en het proces : becommentariëerde voorstellen voor mogelijke uitwerkingen heeft hij beeldend omgezet met behulp van (eenvoudige) expressiemiddelen, positief gebruikmakend van feedback.
De student is in staat tot gesprek, dialoog, confrontatie en reflectie over het eigen werk en het proces.
De klemtoon ligt in deze module vooral op het proces, het onderzoek en de verworven inzichten, het maken van logische keuzes, onder begeleiding leren incalculeren en aanwenden van logica, toeval, open experiment, hanteren van variabele parameters, hypothetisch denken (‘wat als’).
- ieder nieuw werk vereist zijn nieuwe ordening en verschuiving van referentiekader binnen de context van het concept en de consequente uitvoering.
De (artistieke) standpunten en de gemaakte (artistieke) keuzes binnen beperkte deelproblematieken dienen te wijzen op een aanzet van artistiek inzicht.
Het artistieke eindresultaat weegt in deze opstartmodule door in de evaluatie. Enerzijds het methodisch denken en anderzijds het paradoxaal denken (al of niet samenvallen van beeld en inhoud : het opzoeken van conflicten, spanningsvelden ...) en openstaan voor andere (dan de zuiver economische, voor de handliggende) werkmethodes primeert.
De klemtoon ligt in deze module vooral op het proces, het onderzoek en de verworven inzichten.
De artistieke standpunten en de gemaakte artistieke keuzes binnen beperkte deelproblematieken dienen te wijzen op artistiek inzicht. Een evenwicht tussen proces en artistiek project is beoogd : het artistieke resultaat weegt in deze inleidende module door in de evaluatie.
1 Creërend vermogen
De student geeft blijk van een persoonlijke artistieke visie en kan die realiseren.
·verdiept zich in de principes en technieken van vormgeving, ontwerp en beeldvorming.
·kan eigen projecten tot een goed einde brengen en kan omgaan met open opdrachten.
·verdere ontwikkeling van eigen vorm- en beeldtaal.
· verdiept zich in de wetmatigheden van (audio)visuele communicatie en in de grammatica van het beeld.
·demonstreert een goede kennis en kunde i.v.m. het gebruik van de gehanteerde media / expressievormen.
·toont dat hij gebruik maakt van kennis en inzicht in de manier waarop de verschillende communicatiemiddelen en –vormen ervaringen veroorzaken en betekenissen overdragen.
·slaagt erin de ideeën om te zetten in een ontwerp/realisatie.
·kan processen afstemmen op de specificiteit van het eigen gehanteerde medium.
·zet verdere stappen in het komen tot het oplossen van gestelde problemen inzake compositie, verhoudingen, ….
·heeft zijn manier van waarnemen verscherpt waardoor hij in staat is om een eigen beeldtaal verder te ontwikkelen als bron van persoonlijk creatief werk.
2 Kritische reflectie
De student verdiept zich in het beschouwen, analyseren, duiden en beoordelen kan het eigen werk en dat van anderen.
·is zich aantoonbaar bewust van maatschappelijke en culturele ontwikkelingen zowel historisch als eigentijd en het belang ervan op het eigen vakgebied.
·kan een gestelde opdracht analyseren en er over communiceren.
·selecteert informatie en kennis op relevantie voor het eigen artistiek werk.
·beoordeelt eigen werkproces en overziet implicaties van keuzes en kan deze verantwoorden.
·geeft bewijs van autonoom artistiek onderzoek procesmatig denken contextueel werken reflectief denken over beeld, vorm en inhoud van het eigen werk.
·verscherpt kritische zin en een intellectueel weerbare persoonlijkheid.
3 Communicatief vermogen
De student kan zijn werk presenteren en toelichten.
· is in staat zijn het eigen werk op adequate wijze te presenteren en toe te lichten.
· kan een kritisch gesprek aan rond proces en resultaat.
4 Organiserend vermogen
De student kan een inspirerende en functionele werksituatie voor zichzelf opzetten en in stand houden.
· beheerst de verschillende aspecten van het ontwerpproces / leerproces en is in staat een balans te vinden tussen de verschillende activiteiten.
· documenteert en archiveert zijn werk en neemt verantwoordelijkheid voor zijn eigen portfolio.
· heeft de nodige werkdiscipline.
· kan overweg met deadlines.
5 Vermogen tot samenwerken
De student zal in een samenwerkingsverband een actieve bijdrage leveren met respect voor de rol en verantwoordelijkheid van alle betrokkenen.
· kan deelnemen aan een overleg met respect voor planning en timing.
· toont dat hij in staat is eigen bekwaamheden in een samenwerking in te zetten.
6 Vermogen tot groei en vernieuwing
De student toont voldoende gedrevenheid om zich maximaal te ontplooien in het eigen vakdomein
· heeft een persoonlijke artistieke visie en is gemotiveerd deze verder te ontwikkelen
· toont in staat te zijn nieuwe kennis, inzichten en vaardigheden te verwerven en is bereid om deze te actualiseren
· gaat constructief om met de kritiek van anderen
· heeft een kritische onderzoekende houding voor het verdere ontwikkelen van eigen oeuvre
· geeft blijk van een duidelijke evolutie in inhoud en vorm tussen verschillende opdrachten
· getuigt van de juiste motivatie t.o.v. het vakgebied
· legt verbanden tussen beeldende kunst en andere kunstdisciplines
7 Beroepsgerichte competenties
De student verdiept in het beroepsmatig functioneren als beeldend kunstenaar, filmer, animatiefilmer, grafisch vormgever, textielontwerper, modeontwerper, fotograaf...
· heeft het terrein van het instroomgebied waarvoor hij initieel heeft gekozen, verkend.
· heeft kennis genomen van de eisen van het artistiek / vormgevend veld.
Leermaterialen Vakliteratuur, kunsttijdschriften, technisch/artistieke basistechnieken en handleidingen.
Historische (de klassiekers!) en hedendaagse artistieke creaties en realisaties binnen het vakgebied.
Het atelier maakt gebruik van video, analoge en digitale fotografie en andere beeldende middelen in zoverre ze voor bepaalde projecten nodig zijn.
Studiekosten De kosten eigen aan het artistiek project per module : 100 tot 250 euro
De volgende aangekochte materialen zijn éénmalig en kunnen verder gebruikt worden tijdens volgende modules en voor andere opleidingsonderdelen:
-Materialenkoffer
-Aankoop van een externe harde schijf is wenselijk (150 euro)
-Bezit van een computer of laptop verdient aanbeveling wegens grotere autonomie, maar is niet verplicht.
-Een fototoestel en/of videocamera is nuttig.
·Bij (kleine) videoprojecten kan gebruik gemaakt worden van casablanca avio, e-mac of andere.
·opname mini dv cassettes, uitvoer miniDV, vhs, cd of dvd : 50 euro
·ofwel een externe harddisk minimum 250 GB (100 tot 150 euro) (wenselijk)
·(ofwel een laptop)
Studiebegeleiding Het onderwijs verloopt veelal via individuele gesprekken met de lesgevers.
Vertrekkend van een projectvoorstel van de individuele student wordt het werk begeleid en wordt er feedback gegeven op artistiek en technisch vlak.
Onderwijsvormen Artistiek labo, werkatelier (labo), oefeningen, vrij werk, buitenopname, deelname aan en opzetten van projecten, studiereizen, tentoonstellingsbezoek, contacten met kunstenaars, galerijen, musea, individuele atelierbegeleiding, beeldanalyse.
Theoretische uiteenzettingen, individuele gesprekken, groepsgesprekken, individuele en groepsbespreking van de resultaten.
Vertrekkend van een projectvoorstel van de individuele student wordt het werk begeleid en wordt er feedback gegeven op artistiek en technisch vlak.
Evaluatievorm Verplichte deelname aan alle onderwijs- en studieactiviteiten.
De evaluatie valt onder het systeem van de permanente evaluatie.
De evaluatie wordt enkel in de eerste examenperiode ingericht (= geen 2e zittijd).
Tijdens de lessen zijn er permanente evaluaties van het artistieke proces. De toegekende cijfers tellen voor 1/3 van de punten.
In de examenperiode is er een eindvaluatie van het artistieke werk door een examenjury. Het toegekend cijfer telt voor 2/3 van de punten.
Werkstukken en opdrachten in het kader van de studie- en onderwijsactiviteiten moeten steeds op de vastgestelde data worden ingediend of gepresenteerd. In geval de student wettig verhinderd is aanwezig te zijn, zorgt hij ervoor dat het werk door iemand anders wordt binnengebracht.
De ateliertitularissen kennen een evaluatiecijfer toe op de prestaties van de student tijdens de lesuren atelier.
OP-leden Titularissen : Geert Vercaemer (beeldontwikkeling), Gert Robijns, Leo Copers, René Bijnens. (beeld & installatie), Noël De Buck (bewegend beeld & installatie)
Het atelier wordt opgevat als een ‘pool’ waar de diversiteit van benadering zorgt voor een meerwaarde.
-Geert Vercaemer begeleidt vooral de beeldontwikkeling en presentatie.
-Gert Robijns begeleidt vooral installatie (in relatie tot video) en presentatie.
-Leo Copers ( beeld & installatie), René Bijnens (argumentatie en discours).
-Noël De Buck (video) begeleidt vooral video (in relatie tot installatie) en presentatie.
Uiteraard is er een overlapping tussen deze 3 werkvelden; het uitgangspunt van dit vak in aanverwante is juist het onderzoek naar de interrelatie van verschillende beeldende middelen.
|
|