Trefwoorden Atelier schilderkunst 2.1.
Doelstellingen De student(e) verwerft de nodige competenties om op een adequate manier de er opvolgende opleidingsonderdelen aan te vatten.
De verworven competenties zijn noodzakelijk om te komen tot een persoonlijke benadering van een onderwerp en tot het maken –via het medium schilderkunst- van een aantal studies / schilderijen naar waarneming in het bijzonder wat compositie en vorm betreft van een grootschalige situatie.
Het is derhalve een essentieel onderdeel van de opleiding.
Leerinhoud SCHILDERKUNST:
· Waarneming / het persoonlijke vlak
· Grootschalige situatie
· Compositie / vorm
TEKENEN:
· Tekenen naar waarneming.
· Studie van de menselijke figuur, objecten, ruimten via de tekentaal.
· Studie van inhoud (in relatie met het atelier schilderkunst) door middel van de tekentaal.
· De studie van de samenhang: tekening – drager – beeldkwaliteit.
· Kleurenstudie (functionaliteit van kleur bij een tekening in relatie tot de drager en het gebruikte tekenmateriaal).
KLEURENLEER:
· Impressieve kleurenleer.
Kleur als verschijnsel, fenomeen dat op de toeschouwer af komt met bijzondere aandacht voor de spectrale samenstelling van licht en de invloed op onze impressie (psychologische factoren).
3 basiselementen: lichtbron - object - toeschouwer.
· Expressieve kleurenleer.
Kleur als plastisch element van gebruiker naar toeschouwer. Behandelt de emotionele waarde.
De leer van de contrasten vormt hier een belangrijk onderdeel.(licht - donker, koud - warm, complementair, enz.)
De werking van kleur en de sfeer die gecreëerd wordt.
· Analytische kleurenleer.
Kleur als technisch middel voor reproductieprocessen. Al naargelang het uitgangspunt van waaruit men "kleur" kan behandelen (verf, licht of ander materiaal) zijn een reeks systemen ontwikkeld, gebaseerd op mengingen.
1 Additief (licht) 2 subtractief (verf, inkt) 3 partitief (visueel) -mengen.
Deze 3 systemen hebben enkele gemeenschappelijke eigenschappen: toon - helderheidswaarde - verzadiging.
3 dimensionaal model: Munsell-systeem en Hickethier systeem.
· Overzicht van evolutie van kleur in de geschiedenis, natuurkunde, kunst.
· Contrastwerking en kleurordening als basis van de esthetische kleurenstudie.
· Ontwikkeling van het denken over kleur.
Begincompetenties SCHILDERKUNST: zie eindcompetenties Atelier schilderkunst 2.1.
TEKENEN: zie eindcompetenties Atelier schilderkunst 2.1.
KLEURENLEER: zie eindcompetenties Atelier schilderkunst 2.1.
Eindcompetenties SCHILDERKUNST:
· De student(e) verdiept zich in de principes en technieken van beeldvorming naar waarneming - in het bijzonder wat compositie en vorm betreft van een grootschalige situatie.
· De student(e) heeft zijn/haar manier van waarnemen verscherpt waardoor hij/zij in staat is een aanzet te geven om een eigen beeldtaal te ontwikkelen als bron van persoonlijk creatief werk.
· De student(e) slaagt erin de persoonlijke ideeën om te zetten in een schilderij/realisatie.
· De student(e) kan een gestelde opdracht rond compositie en vorm van een grootschalige situatie analyseren en erover communiceren.
· De student(e) selecteert informatie en kennis op relevantie voor het persoonlijk artistiek werk.
· De student(e) is in staat zijn/haar eigen werk te presenteren en toe te lichten.
· De student(e) kan een kritisch gesprek aan rond proces en resultaat.
· De student(e) documenteert en archiveert zijn/haar werk.
· De student(e) geeft blijk van een aanzet van een persoonlijke visie en is gemotiveerd deze verder te ontwikkelen.
· De student(e) toont in staat te nieuwe kennis, inzichten en vaardigheden te verwerven en is bereid deze te actualiseren.
· De student(e) toont blijk van een aanzet van een persoonlijke visie op de actuele stand van zaken in het artistiek domein en kan deze verwoorden.
· De student(e) geeft blijk van inzicht in de geschiedenis van kunst en in het bijzonder van de eigen artistieke discipline namelijk de schilderkunst.
TEKENEN:
· De student(e) toont een fundamenteel inzicht in de relatie onderwerp – tekentaal – beeldkwaliteit. Enerzijds via het waarnemingstekenen in het atelier en anderzijds via een zich ontwikkelende inhoud (in relatie met het atelier schilderkunst).
· De student(e) toont inzicht in de complexiteit van de ‘werkelijkheid’ door middel van tekenen naar objecten en naar de menselijke figuur.
· De student(e) toont een ontwikkeling van een eigen vorm - en beeldtaal.
· De student(e) legt verbanden tussen tekenen en andere kunstdisciplines.
· De resultaten van de student(e) getuigen van een openheid, motivatie, interesse en onderzoek in de verdere ontwikkeling van de eigen tekentaal.
· De student(e) toont inzicht via waarnemingstekenen in het functioneel gebruik van kleur en maakt daarbij gebruik van zijn/haar opgedaan inzicht van kleur. (zie deelcompetentie kleurenleer 003).
KLEURENLEER:
· Objectief kunnen beoordelen van kleuren zien: kleurenleer die berust op wetenschap.
· Subjectief voelen en spanningsveld creëren: kleurenleer die berust op subjectieve waardering.
· Onderliggende structuren bestuderen en begrijpen en op instinctieve wijze en persoonlijke manier toepassen.
· Begrijpen hoe naast elkaar geplaatste kleurvakken elkaar beïnvloeden en hoe, visueel deze beïnvloeding van de ene kleur op de andere onderling gebeurt volgens de wetmatigheden van onze kleurenperceptie.
Leidraad: welke sfeer vraagt het werk en hoe kan ik die het best weergeven (is de sfeer inherent aan het onderwerp).
· Inzicht verwerven in de tendens van een kleur en de processen die plaatsvinden "binnenin" een verflaag maakt mengen tot een gecontroleerd denkproces.
Uiteindelijk wordt ons visueel beeld hoofdzakelijk gevormd door "helderheidinformatie" = begrijpen dat het zien van kleur mogelijk is door de bouw van ons oog en hersenen en door de lichtsoort die de informatiebron is en energie oplevert voor het zienproces. Het oog geeft de werkelijke complementaire contrastkleuren en zijn wetmatigheden bepalen de kleur die ontstaat.
· Onderlinge verhoudingen van kleuren leren kennen om visueel te kunnen verwoorden wat we in kleur willen uitdrukken.
· Men zal, volgens eigen vakgebied, de eigen typische aspecten onderzoeken van kleur, die aangepaste technieken vereisen, maar de basis, de wetenschap over kleur, blijft gelijk en zo zal ieder voor zich uitmaken of de onderlinge kleurverhoudingen voldoen aan de doelstelling: staat de essentie van het doel centraal, ademt werk de sfeer uit die overeenkomt met het doel!
Leermaterialen Dragers zoals karton, papier, schilderslinnen, primer voor gronding, hardboard, olieverf, acrylverf, penselen, kwasten, white spirit, terpentijn, gebleekte lijnolie,...
Kunstenaarsboeken, catalogi en andere te raadplegen.
Studiekosten 250 EUR
Studiebegeleiding
Individuele en gezamenlijke begeleiding.
Steeds mogelijkheid tot een persoonlijke afspraak met de docent.
Onderwijsvormen SCHILDERKUNST:
· Zelfstandig werk in het atelier.
· Individuele en gezamenlijke begeleiding rond welomschreven en open opdrachten.
· Opdrachten bij bezoek aan tentoonstellingen.
· Zelfstandig voorstellen / presenteren van gemaakt werk.
TEKENEN:
· Zelfstandig en begeleid werk in het atelier.
· Opdrachten naar aanleiding van tentoonstellingsbezoek.
· Individuele en gezamenlijke begeleiding rond welomschreven en open opdrachten.
KLEURENLEER:
· Theoretische uiteenzetting.
· Dia’s ter ondersteuning van praktische oefeningen.
· Opdrachten.
Evaluatievorm Verplichte deelname aan de onderwijs- en studieactiviteiten.
Permanente evaluatie: tussentijdse beoordeling met individuele feedback.
Periodegebonden evaluatie: beoordeling en individuele werkbespreking.
In de examenperiode is er een eindevaluatie van het artistieke werk door een examenjury.
Werkstukken en opdrachten in het kader van de studie - en onderwijsactiviteiten moeten steeds op de vastgestelde data worden ingediend of gepresenteerd.
In geval de student wettig verhinderd is aanwezig te zijn, zorgt hij ervoor dat het werk door iemand anders wordt binnengebracht.
De evaluatie wordt enkel in de eerste examenperiode ingericht. (= geen 2de zittijd).
OP-leden N.M.
|
|