MODULE 2: MULTICULTURALITEIT (SCHOOL EN MAATSCHAPPIJ)
 
Wordt gegeven in 3de jaar professionele Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
3de jaar initiële lerarenopleiding Lager Onderwijs
Hoorcollege [A] 30.0
Werkcollege [B] 60.0
Begel. zelfst./extern werk [C] 20.0
Totale studietijd [D] 270
Studiepunten [E] 9
Niveau gespecialiseerd
Onderwijstaal Nederlands
Titularis Erna VAN CROMBRUGGE
Referentie LGOWIJ03A99498
 
Trefwoorden
Belevingswereld, Gelijk onderwijskansenbeleid (GOK), Allochtoon, Autochtoon, vluchteling, Intercultureel onderwijs (ICO)

Doelstellingen
- De verschilpunten en gelijkenissen tussen individuele allochtone leerlingen kunnen aanduiden.
- Activiteiten kunnen kiezen die aansluiten bij de interesses en de belevingswereld van de allochtone leerlingen.
-Door de keuze van de activiteit en de kennis van de mogelijkheden van het allochtone kind die doelstellingen kunnen kiezen die de leerling kunnen begeleiden in zijn eigenheid.
- Kunnen weergeven hoe men inhouden kan aanpassen aan de specifieke noden en momentane interesses van de kleuter van allochtone afkomst.
- De oorzaak van de vershilpunten kunnen aanduiden en de gevolgen voor deze leerlingen kunnen verklaren.
- Kunnen opnoemen welke specifieke problemen een allochtoon/anderstalig kind heeft op school en kunnen verklaren waarom.
- Begrippen: onderwijsachterstand, achterstelling, integratie, ICO, OETC, OALT, OKAN en GOK kunnen verklaren.
- Het belang van een andere etniciteit kunnen relativeren en plaatsen binnen cultuurverschillen tussen mensen in het algemeen.
- Gerichtheid op het bijleren over andere mensen en hun specifieke cultuur.

Zie meer doelstellingen in syllabus

Leerinhoud
*Gelijke kansenproblematiek en emancipatorisch onderwijs
*ICO, NT1, NT2
*Aandacht voor de overgang van de kleuterschool naar de lagere school
*Uitwerken van didactische thema's binnen de WO-lessen en de lessen MV
*Methodieken: kennismaking met materialen en aanpakken
*Uitdiepen lessen Frans
*Het allochtone kind - het kansarme kind:        
                                - Mondiale vorming en ICO
                                - De Islam
                                - Racisme en discriminatie
                                - Kansrijk voor kansarm


Begincompetenties
zie 1ste 2de jaar van het opleidingsprofiel LLO

Eindcompetenties
FG 1: De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen.
        1.1: de beginsituatie van de leerlingen en van de klas kunnen achterhalen (1.1.1, 1.1.3)
        1.3: leerinhouden kunnen selecteren.
        1.5: een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvorm kunnen kiezen.(1.5.3)
        1.6: onderwijs - en leermiddelen kunnen kiezen en aanpassen
        1.9: kunnen observeren, proces en product kunnen evalueren met het oog op bijsturing en remediëring (1.9.1, 1.9.4, 1.9.6)
FG 2: De leraar als opvoeder.
        2.1: in overleg een positief leefklimaat creëren voor de kinderen in de leerlingengroep en op school
        2.2: de emancipatie van de kinderen bevorderen
        2.3: attitudes bij kinderen nastreven die bijdragen tot hun individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie
        2.4: inspelen op de actuele maatschappelijke ontwikkelingen
        2.5: adequaat omgaan met kinderen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met kinderen met gedragsproblemen
FG 3: De leraar als inhoudelijk expert.
        3.2: toepassen van de verworven kennis en vaardigheden in de didactische aanpak
FG 8: De leraar als partner van externen
        8.1: contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden. FG 10: De leraar als cultuurparticipant
        10.1: volgt actuele thema’s en ontwikkelingen op via het journaal, nieuwsduidende programma’s, kranten, internet, software, tijdschriften, bezoeken aan musea, enz. in verband met:
                10.1.1 het sociaal-politieke domein
                10.1.2 het sociaal-economisch domein
                10.1.3 het levensbeschouwelijk-ethische domein
                10.1.4 het cultureel-esthetische domein
                10.1.5 het cultureel-wetenschappelijke domein
        10.2: kan informatie over bovengenoemde thema’s en ontwikkelingen kritisch benaderen
        10.3: kan informatie uit bovengenoemde domeinen selecteren en die verwerken in het pedagogisch en didactisch handelen
        10.4: stimuleert kinderen om actuele thema’s en ontwikkelingen te volgen en kritisch te benaderen
        10.5: participeert aan het breed maatschappelijk cultuurgebeuren. A1. Beslissingsvermogen:
- durft afwijken van een in de handleiding voorgeschreven lesgang
- wijkt af van de voorbereiding indien nodig
- treedt op tegenover lastige leerlingen in de klas, op de speelplaats, …
- komt voor een standpunt op
A2. Relationele gerichtheid:
- stelt zich positief op naar kinderen (geeft ze een compliment, moedigt aan, stimuleert,...)
- geeft gedragsgerichte feedback (in plaats van persoonsgerichte)
- houdt rekening met de leefwereld van kinderen
- kan zich verplaatsen in het standpunt van iemand anders (empathiseert)
- kan actief luisteren
- komt afspraken na
- stelt grenzen
A3. Kritische ingesteldheid:
- geeft opbouwende kritiek
- stelt eigen handelen in vraag (zelfreflectie)
- plaatst vraagtekens bij en formuleert eigen bedenkingen bij: leerinhouden, methodes, lesvoorbereidingen van collega’s, ideeën, waarden, …
A4. Leergierigheid:
- woont lezingen bij
- raadpleegt boeken en tijdschriften (bibliotheek)
- volgt uit eigen beweging cursussen ter verdieping van specifieke vaardigheden
- reflecteert
A6. Zin voor samenwerking:
- leent didactisch materieel uit
- streeft naar teamwork (participeert actief aan projecten van kinderen, werkt samen met collega’s en mentoren)
A7. Verantwoordelijkheidszin:
- gaat na of de doelstellingen bereikt zijn
- gaat na of het leerproces aangepast is aan het kind
- begeleidt kinderen met moeilijkheden (zowel onder als boven de gemiddelde leerling)
- komt gemaakte afspraken na
A8. Creatieve gerichtheid
- tracht te variëren (methodes, volgt niet slaafs het handboek, werkt met originele werkbladen en illustraties, zorgt voor een boeiende instap…)
- durft experimenteren
- hanteert verschillende expressiemiddelen bij verschillende leergebieden
- plaatst kinderen voor uitdagende problemen
A9. Flexibiliteit
- past zich soepel aan situationele gegevens aan (het weer, de actualiteit, het beschikbaar materieel,...)
- kan inspelen op onverwachte aanbreng van kinderen
- past zich vlot aan de stageschool aan (gebruikte methode, terminologie, omgangregels,...)
- past zijn leiderschapsstijl aan, aan de gesprekspartner aan (directie, ouders, leerlingen,...)
A10. Gerichtheid op correct taalgebruik en communicatie
- past zijn taalgebruik aan de gesprekspartner aan (directie, ouders, leerlingen,...)
- gebruikt een verzorgde taal (voorbeeldfunctie)
- drukt zich congruent uit (verbale en non-verbale taal vallen samen)
- varieert in intonatie, volume, mimiek, lichaamshouding
- houdt oogcontact
- is gericht op correcte zinsbouw en spelling
- stimuleert bij de leerlingen een verzorgd taalgebruik


Leermaterialen
Syllabus module 2

Studiekosten
20euro: syllabus + sprekers +uitstappen 600 euro: inleefreis Islamitisch land

Studiebegeleiding
De lectoren gaan in op vragen en noden van de studenten

Onderwijsvormen
Probleemgestuurde projecten, opdrachten uit te voeren tijdens de stage en te toetsen aan literatuur, doceren.

Evaluatievorm
Permanente evaluatie ('Deelname' aan sessies, theoretische en aan praktijkgelinkte opdrachten) = 40%
Schriftelijke verslaggeving = 60 %

Studenten met een examencontract dienen zich in te schrijven voor dit opleidingsonderdeel, alsook voor de opleidingsonderdelen stage gemeenschappelijk en stage specifiek, via een creditcontract

OP-leden
Erna Van Crombrugge en Gilbert Van den Abbeele