Trefwoorden Kunstgeschiedenis 1.2
Doelstellingen De studenten dienen tijdens het verloop van de opleiding grondig kennis te maken met de geschiedenis van de kunsten, en meer in het bijzonder met de westerse kunstgeschiedenis. Eigen aan de opleiding, die gericht is op het ontwikkelen van hedendaagse kunstbeoefening en vormgeving, is de voortdurende zorg de kunstgeschiedenis te linken met de actualiteit van de kunsten. Vandaar de practica kunstactualiteit gelinkt aan de verschillende stappen van het historisch overzicht van de kunstgeschiedenis.
Leerinhoud 1. De kunst van prehistorie en oudheid: per land en/of periode wordt bouw-, beeldhouw- en schilderkunst van de prehistorie tot en met de Romeinse Tijd lineair behandeld met het accent op de grote lijnen ven de evolutie.
De meest sprekende voorbeelden worden in detail besproken met referenties naar latere stijlen en hedendaagse kunst, zowel vormelijk als inhoudelijk.
2. Practicum analyse van het beeld: methodiek voor het leren 'lezen' van actuele kunst als 'gecodeerde materie', via praktische oefeningen (aan de hand van dia's en van tentoonstellingsbezoek). In uiteenzetting, dialoog en discussie wordt gezocht naar terugkoppeling en duiding van door de student bezochte kunstmanifestaties (alle mogelijke disciplines). De student krijgt een inleidend begrippenkader aangereikt.
Begincompetenties Geen specifieke begincompetenties vereist.
Een sterke motivering om de kunst historisch te situeren, in het verre verleden (prehistorie) zowel als in het nabije en recente verleden (actuele beeldende en audiovisuele kunsten) en dit zowel op het cognitieve vals als in de beleving van de kunst op het affectieve vlak. Voor wat actuele beeldende kunsten betreft maakt het practicum gebruik van de verworven competenties in het eerste semester (inzicht in de ontwikkelingsgeschiedenis van de plastische kunsten van 1945 tot nu) bij de verwerking van de actuele kunsthistorische context in de analyse van het beeld.
Eindcompetenties Niveau: inleidend
Algemene competenties: uitbreiding verwerven van het theoretisch referentiekader inzake de geschiedenis van de beeldende kunst
Deelcompetenties:
1. Kunst van prehistorie en oudheid:
Kerncompetentie 1: de student kan de kunst van de gegeven periode situeren, interpreteren en lezen binnen de algemeen maatschappelijke en religieuze context.
Indicatoren:
- de student kent de ontwikkelingsgang van de kunst in de gegeven periode.
- heeft inzicht verworven in het functioneren van de kunst in de desbetreffende maatschappij.
Kerncompetentie 2: de student heeft inzicht verworven in de relevantie van de kunst van de bestudeerde periode en de hedendaagse kunst en moderne wereld.
Indicatoren:
- de student bezit de nodig kennis om vergelijkingen te maken tussen de kunst van toen en nu.
2. Practicum analyse van het beeld (toegepast op de actuele kunst):
Kerncompetentie 1: hanteert een methodiek om de actuele kunst vormelijk en/of inhoudelijk te percipiëren, te decoderen en te interpreteren binnen verschillende contexten en disciplines.
Indicatoren:
- is in staat een beeldende kunstpropositie nauwkeurig vormelijk waar te nemen en te beschrijven
- is in staat de waargenomen vorm in een formele context te decoderen en te interpreteren
- is in staat de waargenomen vorm in een oeuvre-context te interpreteren
- is in staat de waargenomen vorm in een kunsthistorische (en cultuurhistorische) context te interpreteren
Kerncompetentie 2: kan zijn bevindingen verwoorden door het schrijven van een paper.
Indicatoren:
- is formuleervaardig en kan correct en helder schrijven
- kan zelfstandig werken en eigen werkzaamheden tijdig plannen
- kan gepast de hulp van de titularis inroepen en reageert gepast op de geboden hulp
- is zelfkritisch en toont een leergierige attitude
Leermaterialen Syllabus, studieboek, eigen nota's en zelf verzameld beeldmateriaal.
Studiekosten 1.Kunst van prehistorie en oudheid: cursus betaald vanuit ateliergelden.
2. Practicum analyse van het beeld: cursus betaald vanuit ateliergelden, toegangsprijs tentoonstellingen, aankoop studieboek.
Studiebegeleiding De algemene studiebegeleiding zoals voorzien in het departement. Verder op afspraak met de docent.
Onderwijsvormen Hoorcolleges (geïllustreerd met dia's), syllabus en eigen nota's, maar door middel van vraagstelling en dialoog wordt de student zoveel mogelijk bij het leerproces betrokken. Werkbezoek, tentoonstellingsbezoek.
Evaluatievorm 1. Kunst van prehistoriek tot oudheid: mogelijkheid tot examen in de 1ste en 2de examenperiode (respectievelijk juni en september)
Mondeling examen met mogelijkheid tot schriftelijke voorbereiding.
2.Practicum analyse van het beeld: permanente evaluatie, geschreven werkstuk.
Verplichte deelname aan de onderwijs- en studieactiviteiten. Werkstukken en opdrachten moeten steeds op de vastgestelde data worden ingediend of gepresenteerd. In geval de student wettig verhinderd is aanwezig te zijn, zorgt hij ervoor dat het werk door iemand anders wordt binnengebracht.
Voor iedere deelcompetentie van dit opleidingsonderdeel moet minsten de helft van de punten worden behaald. Examen op het einde van het semester én 2e zittijd in september.
OP-leden
|
|