Trefwoorden
Het menselijke, het object, het ruimtelijke 1.2.
Doelstellingen
Na het opleidingsonderdeel: “studie van de fotografische beeldtaal” wordt de student de complexiteit van thema’s uit de fotografie uitgediept en toegelicht.
*Training in het observeren van de mens, het object en de ruimte.
*Het inzicht verwerven in de relatie tussen beelden in een documentair, journalistiek werk.
*De relatie van de fotograaf met zijn onderwerp onderzoeken.
*Werkritme, organisatie en planning stimuleren.
Leerinhoud
Artistiek. Thematisch geordend.
Inhoudelijke aspecten
*Deelcompetenties:
-Observatie: het oefenen van de waarneming, het zien van het detail in de realiteit.
-Documentaire fotografie: het opstellen van een fotografisch verslag en het uitwerken van een eigen standpunt.
Aspecten van vormgeving
*De relatie tussen cadrage, compositie en de inhoud van het beeld.
*Relatie van de vormgeving ten opzichte van het onderwerp.
*Selectie en opvolging van beelden in een documentair werk.
*Onderzoek van het project, formulering van eigen standpunt.
*Werken met het bestaande licht. De gradatie en richting van het licht leren inschatten en gebruiken.
*Scherpte, onscherpte als element van de beeldvorming.
Technische aspecten
*Opnametechnieken en lichtmeting.
*Filmontwikkeling, afdruk zwart-wit.
*Digitale beeldvorming.
Begincompetenties
Opleidingsonderdeel 1 “studie van de fotografische beeldtaal” van 1ste bachelor fotografie met vrucht gevolgd hebben.
Eindcompetenties
1. Creërend vermogen. Specifieke competentie
De student kan een opdracht een vorm geven en realiseren voortbouwend op de verworven inzichten.
*heeft inzicht in de principes en technieken van vormgeving, beeldcompositie.
*demonstreert interesse voor de basiskennis en kunde i.v.m. het gebruik van de technische middelen en systemen eigen aan de fotografie.
*ontwikkelt een eigen vorm- en beeldtaal.
2. Gerichtheid op het onderzoek. Specifieke competentie
*geeft blijk van een duidelijke evolutie in inhoud en vorm.
Zowel voor wat betreft de techniek van de beeldvorming als voor het vormelijk en inhoudelijk onderzoek.
*Het onderzoek naar de relatie tussen de inhoud en de vorm van het werk moet aanwezig zijn.
3. Communicatief vermogen. Specifieke competentie
De student kan zijn werk presenteren en toelichten.
*gaat het kritisch gesprek aan rond proces en resultaat.
*neemt deel aan het overleg met respect voor planning en timing.
4. Organiserend vermogen. Algemene competenties
*vertoont de nodige discipline waardoor hij regelmatig werkt.
*houdt zich aan afspraken.
5. Algemene theoretische vorming. Algemene competenties
De student geeft blijk zich te oriënteren in de theoretische referentiekaders die zijn/haar inzicht in de kunst en in de maatschappelijke realiteit verdiepen.
Leermaterialen
Studiekosten
Aankoop digitaal reflex-toestel, statief, externe harde schijf.
Toegang tot een digitaal werkstation is essentieel.
Studiebegeleiding
Het onderwijs verloopt veelal via individuele gesprekken met de lesgevers.
Onderwijsvormen
Theoretische uiteenzettingen, groepsbespreking van de resultaten, individuele bespreking, beeldanalyse, werkatelier (labo), buitenopname.
Evaluatievorm
Permanente evaluatie, tussentijdse beoordeling.
*Voldoen aan de eindcompetenties.
*Regelmatige aanwezigheid en inzet.
*Beantwoorden aan de gestelde deadlines voor het afwerken van opdrachten.
De evaluatie valt onder het systeem van de permanente evaluatie en vindt plaats tijdens het academiejaar en in de 1ste examenperiode.
Alleen de examencommissie kan toestemming verlenen dat er een tweede evaluatie wordt gepland.
De werkstukken moeten op de vastgelegde data worden ingediend of gepresenteerd. Er is geen uitstel mogelijk.
OP-leden
|
|
