Trefwoorden Autonoom werk 1.2.
Doelstellingen Naast een strakke begeleiding binnen het kader van het opleidingsonderdeel “het menselijke, het ruimtelijke, het object” moet de student op een zelfstandige basis een onderwerp bepalen en het fotografisch kritisch én inspiratievol te benaderen. Dit vormt de kern van het “autonoom werk”.
Dit opleidingsonderdeel is noodzakelijk voor de vorming van het eigen initiatief, het zelfstandig leerproces en het stimuleren van een eigen visie op zijn/haar wereld.
*Oefening in het formuleren, omschrijven van een autonoom werk.
*Wegwijs maken in opzoekingswerk, inspiratiebronnen.
*Moeilijkheidsgraad inschatten en eigen doel uitzetten.
*Werkritme, organisatie en planning stimuleren.
Leerinhoud Artistiek. Thematisch geordend
Inhoudelijke aspecten:
*Autonoom werk: het formuleren en uitvoeren van een eigen idee.
De student gebruikt hiervoor alle vaardigheden die hij/haar tot dan toe verworven heeft.
Aspecten van vormgeving
*Begeleiding bij het ontwikkelen van een idee.
*Begeleiding bij het pre-visualiseren van een werk, tot en met het eindresultaat.
*Verschil in uitvoeringsvorm van een idee verduidelijken.
*Onderzoek van het project, formulering van eigen standpunt, ook inzake de vorm van het fotografische beeld.
Technische aspecten
De techniek, nodig in functie van het "autonoom werk" wordt op individuele basis aangegeven en begeleid.
Begincompetenties Opleidingsonderdeel 1: “Studie van de fotografische beeldtaal” van 1ste bachelor fotografie.
Eindcompetenties 1. Kritische reflectie. Specifieke competentie
De student ontwikkelt verder zijn kritische zin en een intellectueel weerbare persoonlijkheid.
2. Vermogen tot groei en vernieuwing. Specifieke competentie
De student beschikt over voldoende gedrevenheid om zich maximaal te ontplooien in een eigen artistieke discipline. De student kan een eigen idee vorm geven en realiseren.
3. Gericht op onderzoek. Specifieke competentie
Het onderzoek en de doorgemaakte evolutie is indicatief voor de evaluatie van dit opleidingsonderdeel.
4. Algemene theoretische vorming. Algemene competenties
De student geeft blijk zich te oriënteren in de theoretische referentiekaders die zijn/haar inzicht in de kunst en in de maatschappelijke realiteit verdiepen.
*geeft blijk van een ruime culturele interesse.
*oriënteert zich in het actuele artistiek domein.
5. Organiserend vermogen. Algemene competenties
De student geeft aanzet tot het plannen en organiseren van eigen werk.
*vertoont de nodige discipline waardoor hij regelmatig werkt.
*kan overweg met deadlines.
Leermaterialen
Studiekosten Aankoop digitaal reflex-toestel, statief, externe harde schijf.
Toegang tot een digitaal werkstation is essentieel.
Studiebegeleiding Het onderwijs verloopt veelal via individuele gesprekken met de lesgevers.
Onderwijsvormen Theoretische uiteenzettingen, groepsbespreking van de resultaten, individuele bespreking, beeldanalyse, werkatelier (labo), buitenopname.
Evaluatievorm Permanente evaluatie, tussentijdse beoordeling.
*Voldoen aan de eindcompetenties.
*Regelmatige aanwezigheid en inzet.
*Beantwoorden aan de gestelde deadlines voor het afwerken van het autonoom werk.
De evaluatie valt onder het systeem van de permanente evaluatie en vindt plaats tijdens het academiejaar en in de 1ste examenperiode.
Alleen de examencommissie kan toestemming verlenen dat er een tweede evaluatie wordt gepland.
De werkstukken moeten op de vastgelegde data worden ingediend of gepresenteerd.
Er is geen uitstel mogelijk.
OP-leden
|
|