Trefwoorden Inhoud/materiaalkennis/tekentaal 1.2.
Doelstellingen Inhoud/materiaalkennis/tekentaal 1.1. wordt verder uitgediept :
- De student documenteert zich grondig over het thema “handleiding”, meer in
het bijzonder over de interactie tekst-beeld en verwerft inzicht in de specifieke tekentaal-conventies die gebruikt worden/werden bij het maken van allerlei soorten handleidingen.
- De student kiest een industrieel object, haalt het uit elkaar en tekent het vervolgens weer in elkaar.
Voor dit tekenwerk kan gebruik gemaakt worden van de bij het opzoekingswerk gevonden tekencodes (of interpretaties ervan).
- De behandelde thema’s van de eerste semester (het monumentale, het documentaire, het verhalende-illustratieve-karikaturale) krijgen een visuele vertaling in de tekeningen/handleiding.
- Confrontatie met- en begin van onderzoek over de begrippen figuratief-abstract binnen de plastische kunsten.
Leerinhoud - Het thema.
- Het documentatiedossier.
- De tekentaal en haar codes.
- De tekenmaterialen, de dragers.
- De begrippen abstract-figuratief en hun rol binnen de plastische kunsten.
- Confrontatie met de complexiteit en het manipuleerbare van een getekend beeld.
- Bezochte tentoonstellingen.
Begincompetenties zie eindcompetenties eerste semester.
Eindcompetenties Algemene competenties
- Toont kritische zin en een intellectueel weerbare persoonlijkheid.
- Orienteert zich in het actuele artistiek domein, in de geschiedenis van kunst en vormgeving, in de maatschappelijke actualiteit en in die menswetenschappen die inzicht geven in de kunst en het artistieke proces.
Kerncompetenties
- Groeiend inzicht in de tekentaal en haar codes/conventies. (zie semester 1)
- Ontwikkelt een manier van waarnemen waardoor hij/zij in staat is een eigen beeldtaal te ontwikkelen als bron voor persoonlijk creatief werk.
a. Geconfronteerd met het thema ‘handleiding’- waarin volop gebruik gemaakt wordt van een door de jaren heen ontwikkelde code en tekentaal- wordt van de student verlangd dat hij zich het ge-
kozen object toeëigent d.m.v. een steeds persoonlijker wordende
beeldtaal.
b. De student moet op het jurymoment blijk geven van groeiend inzicht in de probleemstelling abstract/figuratief . Het tekenwerk zal de visuele vertaling van dit inzicht zijn. De relatie getekend beeld/formaat van drager en het wezenlijk belang van het tekenformaat
tout court (uiteraard altijd gerelateerd aan inhoud) zijn bij het beoordelen belangrijke toetsingspunten.
- De student toont zich in staat een presentatie van zijn werk te maken op
basis van inhoudelijk inzicht.
a. Zijn er logische verbanden waarneembaar tussen bv. het aantal teke-
ningen en de zeggingskracht van het geheel.?
b. Komen de gebruikte formaten en de keuze van tekenmaterialen versus drager(s) als noodzakelijk en’dwingend’ over?
c. Schraagt de wijze van presenteren op voldoende wijze het inhoudelijk
discours?
d. Toont de student zich voldoende bewust van de problematiek waarvan sprake in a., b.,c.?
Leermaterialen zie semester 1.
Studiekosten a. Tekenmateriaal: 75 euro.
b. Studiereizen: 75 euro.
Studiebegeleiding
Onderwijsvormen a. Zelfstandig werk in het atelier/thuis (werken aan dossier, tekenwerk).
b. Individuele begeleiding.
c. Verdediging van eigen werk.
d. Permanente evaluatie.
e. Bezoek aan tentoonstellingen.
f. Het opbouwen van een kleine tentoonstelling met eigen tekenwerk.
Evaluatievorm a. Permanente evaluatie.
b. Jurering per semester.
c. De evaluatie wordt enkel in de eerste examenperiode ingericht = géén tweede zittijd.
d. Omschrijving van de evaluatie:
1. Tijdens de atelieruren zijn er permanente evaluaties van het artistieke
proces en van de prestaties van de student.
De toegekende cijfers tellen voor 1/3 van de punten.
2. In de examenperiode is er een eindevaluatie van het artistieke werk
door een examenjury.
Het toegekend cijfer telt voor 2/3 van de pun-
ten.
OP-leden
|
|