Trefwoorden Webapplicaties, .NET-platform, J2EE, Webservices
Doelstellingen Studenten kennen de bestaande technologische alternatieven voor het ontwerpen van webapplicaties, hebben inzicht in de architectuur van een webapplicatie, zijn in staat om componenten voor minstens één platvorm voor webapplicaties te configureren, zijn instaat een webapplicatie te ontwikkelen in het J2EE- en .NET-platform.
Leerinhoud Internet- en intranettechnologie:
HTTP-protocol. Configuratie webserver. Architectuur van webapplicaties. J2EE-platform. .NET-platform.
Servlet-programmatie. Configuratie J2EE web-container. JavaServer Pages. JSTL en EL. Java Server Faces. Struts.
C# (basis, event-mechanisme en delegates) en ASP.NET.
Webservices. SOAP.
Begincompetenties Kunnen object-georiënteerd ontwerpen en programmeren in C++ en Java, kunnen GUI-programmeren in Java.
Basiskennis hebben over SQL-georiënteerde relationele databanken en HTML.
Ruime kennis en programmeerervaring ivm netwerkprogrammatie, JDBC en ADO.NET.
Ruime kennis XML en XML-toepassingen.
Ruime kennis hebben over Internet en netwerken en over de besturingssystemen UNIX en Windows.
Eindcompetenties [ACW1] In staat zijn om kritisch, creatief en wetenschappelijk te denken en te redeneren op het gebied van ontwerp en implementatie van webapplicaties. In staat zijn om de verschillen, de voor- en de nadelen van verschillend webplatformen te herkennen en in te schatten.
[ACW3] In staat zijn om een webapplicatie te demonstreren, het ontwerp- en de ontwikkelfase toe te lichten, en de technische en ontwerpproblemen te rapporteren. In staat zijn om een schriftelijk verslag van het ontwerp, de verschillende ontwikkelfazes, de veranderingen, mogelijke verbeterpunten, ... te maken.
[ACW4] In staat zijn om met behulp van een handleiding een webserver te configureren. In een API relevante (voor de student nog onbekende) klassen en methodes terugvinden nodig voor het ontwikkelen van een applicatie. In een handleiding bepaalde aspecten van installatie en configuratie van webapplicaties kunnen opzoeken en toepassen.
[ATC1] In staat zijn om inzichten en kennis uit vorige opleidingsonderdelen te combineren en te integreren met de nieuw aangebrachte onderwerpen uit dit opleidingsonderdeel.
[ATC3] In staat zijn om zelfstandig een webserver te configureren. In staat zijn om in groep een webapplicatie te ontwikkelen.
[ATC4] In staat zijn om zelfstandig de labo-opdrachten op te lossen gebruik makend van de methodes en technieken die aangebracht werden tijdens te theorieles.
[ATC5] In staat zijn om webapplicaties te ontwikkelen in het .NET- en het J2EE-platform.
[AC1] In staat zijn om problemen in teamverband adequaat te bespreken en op te lossen.
[AC3] In staat zijn om adequaat leiding te geven bij de ontwikkeling van een webapplicatie in team.
[AC4] In staat zijn om de ontwikkeling van een webapplicatie in een team adequaat te organiseren en te plannen.
[AC5] In staat zijn om goed onderhoudbare webapplicatie te ontwerpen en te ontwikkelen.
[SC1] In staat zijn om principes van software-ontwerp en ontwerp van webapplicaties toe te passen met het oog op productie, onderhoud en kwaliteit tegen econisch verantwoorde prijs.
[SC2] In staat zijn om gevorderde, op praktische uitvoering gerichte, opdrachten uit het vakgebied van de algemene informatica zelfstandig te kunnen uitvoeren.
[SC3]In staat zijn om een webapplicatie te ontwerpen en te ontwikkelen volgens het MVC-principe, gebruik makend van bestaande patronen.
[SC5] In staat zijn om een webapplicatie te configureren, te beheren en te onderhouden.
[SC7] In staat zijn om een webapplicatie met een onderliggende gegevensbank te ontwikkelen, te configureren en te onderhouden.
[SC12] In staat zijn om grootschalige dynamische webapplicaties te ontwikkelen in het J2EE-platform en in het .NET-platform.
Leermaterialen Syllabus, slides en voorbeeldprogramma's, tutorials op internet.
Studiekosten € 6
Studiebegeleiding De docente is ter beschikking voor extra uitleg tijdens de labo's, voor of na de theorielessen en eventueel op andere ogenblikken na afspraak.
Onderwijsvormen Hoorcolleges, labo-oefeningen, projectwerking.
Evaluatievorm Theorie: mondeling (47%)
Labo's: permanente evaluatie via testen en afgeven van opdrachten (53%).
De beoordeling en het tot stand komen van de eindquotatie van opleidingsonderdelen gebeurt via het wiskundige gemiddelde volgens de toegekende coëfficiënten. Indien nochtans op één van de onderscheiden vakken (delen van opleidingsonderdelen) 7 of minder op 20 wordt behaald, kan worden afgeweken van deze rekenkundige berekening van de eindquotatie van het opleidingsonderdeel en kunnen de punten bij consensus worden toegekend. Deze regeling treedt in voege vanaf het academiejaar 2005-2006.
OP-leden Veerle ONGENAE, vakgroep Informatica
|
|