Trefwoorden pedagogisch-didactische handelen met kleuters
Doelstellingen Vaardigheden:
-kan de leerinhouden kiezen rekening houdend met de doelstellingen en de beginsituaties.
-kan het voorziene aanbod aanpassen aan de momentane interesse van de kleuters.
-kan de kleuters stimuleren op een gevarieerde wijze.
-kan ervaringsgericht werken met het oog op betrokkenheid en welbevinden van de kleuters.
-kan werken met de inbreng van de kinderen en hun autonomie verlenen om initiatief te nemen.
-kan autonomie verlenen aan kleuters om initiatief te nemen.
-kan de geobserveerde gedragingen van een door de mentor aangeduide kleuter objectief beschrijven.
-kan op basis van zelfstandige observatie, probleemgedragingen van kleuters aangeven.
-kan op basis van zelfstandige observatie aangepaste activiteiten plannen.
-kan zijn omgang in vraag stellen met het oog op een groeibevorderende relatie met elk kind.
-kan, door de keuze van werkvormen en het maken van afspraken, …, het kind kansen tot mondigheid, zelfstandigheid, eigen initiatief en verantwoordelijkheid bieden.
-kan een gesprek begeleiden tussen kleuters dat leidt tot overeenkomen van sociale regels.
-kan zelfstandig materiaal en inhoud kiezen in functie van clichédoorbrekend werken.
-kan zijn ontwikkelingsaanbod kiezen in functie van de maatschappelijke verschijnselen en actuele gebeurtenissen binnen de leefwereld van het kind.
-kan probleemgedrag van socio-emotionele aard bij kleuters opmerken en signaleert het (eventueel met ondersteuning van het schoolteam, lectoren, en …).
-kan door keuze van activiteiten en/of persoonlijk optreden de kleuters met problemen individueel begeleiden.
-kan vanuit de derde kleuterklas samen met het eerste leerjaar werken.
-kan het samenwerkingsverband tussen de kleuterschool en het buitengewoon onderwijs nagaan.
-kan de voorziene planning en timing aanpassen aan de momentane noden.
-kan de agenda met vermelding van datum, uur en leergebied – domein - onderwerp bijhouden.
-kan de observatiegegevens van de kleuters overzichtelijk bijhouden (in de agenda/het observatieschrift).
-kan vernieuwende inzichten vanuit de reacties van de kleuters en vanuit de opleiding in het klasgebeuren aanwenden.
-kan onderwijsvernieuwende informatie (uit artikels van vaktijdschriften en van internetsites) plaatsen binnen de context van de gekende praktijk.
-kan mondeling en/of schriftelijk de ouders informeren over een geplande activiteit.
-kan zijn gevolgde pedagogische/didactische strategieën, in samenspraak met de mentor, verwoorden naar de ouders toe.
-kan in overleg met de mentor, de leerkracht(en) van de andere klas(sen) en de directie een klasoverschrijdende activiteit bepalen en organiseren.
-kan zich documenteren zich over de deontologische en juridisch-administratieve aspecten van de stageschool.
-kan, in overleg, contacten leggen, communicer en samenwerken met belangrijke onderwijsbetrokken initiatieven (CLB, museum, SVS, …).
-kan met o.a. medestudenten en mentoren in discussie treden over onderwijskundige thema’s.
-kan met o.a. medestudenten en mentoren in discussie treden over de rol van het onderwijs in de samenleving en over de plaats van de leraar daarin.
-kan actuele thema’s en ontwikkelingen opvolgen via het journaal, nieuwsduidingsprogramma’s, kranten, internet, software, tijdschriften, bezoeken aan musea enz. in verband met:
-het sociaal-politiek domein
-het sociaal-economisch domein
-het levensbeschouwelijk-ethisch domein
-het cultureel-ethisch domein
-het cultureel-wetenschappelijk domein.
Houdingen:
- durft afwijken van de voorbereiding indien nodig
- wijzigt de klasschikking indien nodig
- komt voor een standpunt uit
- stelt zich positief op naar de kleuters (geeft waarderingen, moedigt aan, stimuleert, gedraagt zich opgewekt, is enthousiast en dynamisch, …)
- reageert op gedrag van kinderen en niet op hun persoon
- kan zich verplaatsen in het standpunt van iemand anders (empathiseert)
- laat in een gesprek de andere uitspreken
- komt afspraken na
- stelt grenzen
- houdt rekening met de leefwereld van kinderen
- geeft opbouwende kritiek
- kan opbouwende kritiek ontvangen en er constructief mee omgaan
- reflecteert over eigen handelen, over leerinhouden, methodes, lesvoorbereidingen van collega’s, ideeën, waarden, …
- legt probleemsituaties voor aan lectoren
-.vraagt advies en feedback aan lectoren, mentoren, medestudenten, …
- reflecteert
- woont lezingen bij
- gaat naar tentoonstellingen
- raadpleegt boeken en tijdschriften (bibliotheek)
- past vlot de klasschikking aan de noden aan
- volgt uit eigen beweging cursussen ter verdieping van specifieke vaardigheden
- vervangt dode momenten door (ongeplande) verantwoorde activiteiten
- organiseert op een efficiënte manier: uitstappen, feestjes, ...
- plant zorgvuldig de uitvoering van activiteiten (werkblaadjes, illustraties, bordgebruik, ...)
- gaat op een efficiënte manier met tijd om
- overlegt tijdens stages met de studenten uit dezelfde stageschool
- streeft naar een goede samenwerking met de mentor
- wisselt ideeën uit met medestudenten en mentor over de uitwerking van voorbereidingen
- leent didactisch materieel uit
- streeft naar teamwork (participeert actief aan projecten van kinderen, werkt samen met collega’s en mentoren)
- verdeelt de taken bij een opdracht
- overlegt met collega’s, mentor en directie bij het inrichten van een klasoverschrijdende activteit
- bereidt zorgvuldig en voldoende voor
- is tijdig op de stageschool en blijft zonodig na
- zorgt ervoor dat de klas (en de klasomgeving) opgeruimd is
- bezorgt ontleend materiaal van de mentor tijdig terug
- verwittigt bij afwezigheid, bij leswisselingen
- voorziet stipt het stagerooster, de voorbereidingen, de agenda, de administratieve verplichtingen, e.a. zoals afgesproken met de pedagoog
- begeleidt kinderen met moeilijkheden (zowel onder als boven de gemiddelde leerling)
- komt gemaakte afspraken na
- verwijst een ziek kind door naar de mentor of het secretariaat
- tracht variatie aan te brengen in het klasgebeuren
- durft experimenteren met nieuwe materialen, activiteiten, …
- hanteert verschillende expressiemiddelen bij verschillende leergebieden
- plaatst kinderen voor uitdagende problemen
- past zich soepel aan situationele gegevens aan (het weer, de actualiteit, het beschikbaar materieel,...)
- kan inspelen op onverwachte aanbreng van kinderen
- past zich vlot aan de stageschool aan (gebruikte methode, terminologie, omgangregels,...)
- past zijn leiderschapsstijl aan, aan de gesprekspartner aan (directie, ouders, leerlingen,...)
- is gericht op een correcte en verzorgde mondelinge en schriftelijke taal ( voorbeeldfunctie )
- past zijn taalgebruik aan de gesprekspartner aan (directie, ouders, hulpverleners,...)
- drukt zich congruent uit (verbale en non-verbale taal vallen samen)
- varieert in intonatie, volume, mimiek, lichaamshouding
- houdt oogcontact
- is gericht op correcte zinsbouw en spelling
- stimuleert bij de kleuters een verzorgd taalgebruik
Leerinhoud Langere stageperiodes invullen qua planning, organisatie, verloop en naverwerking, met zowel aandacht voor klas- als voor klasoverstijgend engagement.
Begincompetenties Zie 1e en 2e jaar van het opleidingsprofiel LKO
Eindcompetenties FG 1: De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen.
1.1: beginsituatie van de kinderen en de groep achterhalen
1.2: Doelstellingen kunnen kiezen en formuleren
1.3: Leerinhouden/leerervaringen selecteren
1.4: Leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in onderwijsaanbod
1.5: Een aangepaste werkvorm en groeperingsvormen bepalen
1.6: Individuele en in team ontwikkelingsmaterialen kiezen een aanpassen
1.7: Realiseren van een ontwikkelingsbevorderende omgeving
1.8: Observatie voorbereiden
1.9: Observeren met het oog op bijsturing en differentiatie
FG 2: De leraar als opvoeder.
2.1: In overleg een positief leefklimaat creëren voor de kinderen in de groep en op school
2.2: De emancipatie van de kinderen bevorderen
2.3: Door attitudevorming kinderen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden
2.4: Actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context.
2.5: Omgaan met kinderen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met kinderen met leer- en gedragsproblemen
2.6: Het fysieke welzijn van de kinderen bevorderen
FG 3: De leraar als inhoudelijk expert.
3.1: Basiskennis beheersen en recente evoluties i.v.m.inhouden en vaardigheden uit de ontwikkelingsgebieden in het kleuteronderwijs volgen
3.2: Toepassen van de verworven kennis en vaardigheden in de didactische aanpak
3.3: Het eigen vormingsaanbod situeren en afstemmen op het geheel van het onderwijsaanbod
FG 4: De leraar als organisator.
4.1: Een gestructureerd speelleerklimaat bevorderen
4.2: Een kindgericht dagverloop creëren
4.3: Op correcte wijze administratieve taken uitvoeren
4.4: Een stimulerende en werkbare leefruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de kinderen
FG 5: De leraar als innovator / onderzoeker
5.1: Vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen
5.2: Kennisnemen van de resultaten van onderzoek.
5.3: Het eigen functioneren kunnen bevragen en bijsturen
FG 6: De leraar als partner van de ouders / verzorgers
6.1: Zich op de hoogte stellen van een discreet omgaan met gegevens over het kind
6.2: Met ouders/verantwoordelijken voor de opvoeding communiceren over hun kind in de school
6.3: In overleg met het team, de ouders/verantwoordelijke voor de opvoeding informeren over en betrekken bij het klas- en schoolgebeuren, rekening
houdend met de diversiteit van ouders
6.4: Met ouders/verantwoordelijke voor de opvoeding in dialoog treden over opvoeding en onderwijs
FG 7: De leraar als lid van een schoolteam
7.1: Overleggen en samenwerken binnen het schoolteam
7.2: In team een taakverdeling opstellen en die naleven
7.3: Het eigen pedagogisch en didactisch handelen bespreekbaar maken in teamverband
7.4: Zich documenteren over de eigen rechtszekerheid en die van de leerlingen
FG 8: De leraar als partner van externen
8.1: contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden
FG 9: De leraar als lid van onderwijsgemeenschap
9.1: Deelnemen aan het maatschappelijk debat over onderwijskundige thema's
9.2: Dialogeren over het beroep van de leraar en de plaats ervan in de samenleving
FG 10: De leraar als cultuurparticipant
10.1: Actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen rond
het sociaal-politiek domein
het sociaal-economisch domein
het levensbeschouwelijk-ethisch domein
het cultureel-esthetische domein
het cultureel-wetenschappelijke domein
10.2: De leraar kan werken aan een interpretatiekader om kritisch om te gaan met informatie rond deze thema's en ontwikkelingen
Attitudes
A1. Beslissingsvermogen
A2. Relationele gerichtheid
A3. Kritische ingesteldheid
A4. Leergierigheid
A5. Organisatievermogen
A6. Zin voor samenwerking
A7. Verantwoordelijkheidszin
A8. Creatieve gerichtheid
A9. Flexibiliteit
A10. Gerichtheid op correct taalgebruik en communicatie
Leermaterialen Nota's stage.
Syllabus: didactische tips stage
Studiekosten - € 2,5 onderrichtingen en begeleidende nota's stage
- Materialen en materielen voor de stages.
- Verplaatsing naar de hospiteerscholen.
Studiebegeleiding Op individuele basis bij lesvoorbereiding, evaluatie en reflectie.
Onderwijsvormen - Participerende observatie, observatie- en ervaringsstage.
- Meerweekse actieve stages
Evaluatievorm Permanente evaluatie op basis van het pedagogisch dossier.
Studenten met een examencontract dienen zich in te schrijven voor dit opleidingsonderdeel alsook voor stage specifiek via een creditcontract
OP-leden Erna VAN CROMBRUGGE
|
|