KLEINE ENSEMBLES 2
 
Wordt gegeven in 2de jaar Bachelor in de specialisatie klassieke muziek, Klassieke Muziek - afstudeerrichting: Uitvoerende muziek
Hoorcollege [A] 0.0
Werkcollege [B] 26.0
Begel. zelfst./extern werk [C] 91.0
Totale studietijd [D] 156.0
Studiepunten [E] 6
Niveau  
Creditcontract? toegankelijk
Examencontract?
Onderwijstaal Nederlands
Titularis Patrick BEUCKELS
Referentie MBMUZU02A00019
 
Trefwoorden
h820-muziek-instrument; h830-muziek-zang

Doelstellingen
Het opleidingsonderdeel 'Kleine ensembles' is een fundamenteel opleidingsonderdeel waar de verworven technisch-motorische, artistieke verder ingeoefend en ontplooid worden in samenwerkingsverband en dit tot op een behoorlijk professioneel niveau. Het vak wordt ondersteund door de opleidingsonderdelen 'Instrument- of zang -solopraktijk', 'Solfège, gehoorvorming en algemene muziekleer', 'Harmonie en contrapunt', 'Overzicht van de muziekgeschiedenis', 'Auditieve analyse en nanalytisch partituurlezen' en onderzoeksmethodiek. Er is ook een ondersteunende werking in omgekeerde richting.
'Kleine ensembles' betreft in hoofdzaak de samenspelproblematiek, het begeleid zelfstandig inoefenen en uitvoeren van kamermuziekwerken, het verwerven van vaardigheden om op adequate wijze een kamermuziekgroep te vormen en te laten functioneren, het verwerven van een brede kennis van de literatuur; het verfijnen van het gehoor en van de muzikaliteit.

Leerinhoud
Bij deze discipline wordt vooral projectmatig gewerkt.
De volledige regelgeving wordt tijdens een vergadering kenbaar gemaakt bij de aanvang van het academiejaar.
De studenten vormen zelf hun kleine ensembles; de coördinator en de docenten helpen bij samenstelling van ensembles.
De studenten dienen zich aan bij een docent 'Klein ensembles' ter begeleiding en coaching of bij de coördinator Kleine Ensembles.
De coördinator helpt de studenten bij het vinden van de meest geschikte docent voor hun ensemble.
De docenten geven richting en instructie bij het verkennen van het repertoire,
zij geven onderricht in de samenspeltechnieken en zetten de nodige stappen die kunnen leiden tot het verwerven van de gestelde eindcompetenties.
De coördinator let op de naleving van de gestelde doelen met betrekking tot repertoire en stuurt bij waar nodig.
Normen met betrekking tot het repertoire en uitvoering:
1. men dient uit te voeren zonder dirigent.
        Afwijking van deze regel kan toegestaan worden in geval van actuele muziek wanneer de aard van de bezetting en/of de complexiteit van de partituur een dirigent verantwoordt. Er dient hieromtrent overleg te gebeuren met de betrokken docent.
2. per stem mag slechts één instrument voorgeschreven zijn; het moet dus kamermuziek zijn.
3. over de 3 bachelor jaren heen:
        -dient er een repertoire opgebouwd waarin een maximale diversiteit aanwezig is in stijlen en stijlperioden;
        - dient er minstens één werk van Belgisch/Vlaamse origine in opgenomen zijn.
        - dient bijzondere aandacht besteed aan het repertoire daterend van na 1950 en aan Belgisch / Vlaams repertoire
Het examenprogramma van het derde jaar bachelor zal voor een derde bestaan uit stukken daterend van na 1950 met een - voor die periode- vernieuwend karakter. Het is de bedoeling dat de student vertrouwd gemaakt wordt met niet conventionele of niet courante notatietechnieken en speelstijlen.
- De studenten van het derde jaar bachelor die een akkoordinstrument bespelen kunnen 10 minuten van de vereiste duur besteden aan “begeleiding” van solo-instrumenten – zang. Dit is verplicht voor pianisten.
De docent is verantwoordelijk voor de sturing en ernstige realisatie van deze repertoirenorm.
Uitzonderingen op deze regel dienen door de student aangevraagd worden bij de directie.
5. In overleg met de coördinatie mag een deel van het repertoire bestaan uit service aan compositiestudenten en de studenten uit de specialisatie Muziekproductie. Dit op voorwaarde dat de gespeelde werken van voldoende vakmanschap getuigen en van een voldoende compositorisch niveau zijn. Deze prestaties dienen geëvalueerd volgens de geldende voorschriften.
6. De tijdsduur van het totaal aan geëvalueerde uitvoeringen bedraagt:
        B1: 20 minuten. (minstens drie werken; uitzondering kan gevraagd worden)
        B2: 30 minuten
        B3: 45 minuten
        4° studiejaar: 60 minuten; verplicht 3 extra-muros concerten
        5° studiejaar: 60 minuten; verplicht 3 extra-muros concerten
7. P.E. - concerten
        - er worden drie reeksen P.E. - concerten georganiseerd per jaar tijdens dewelke een opgelegd deel van het programma gespeeld wordt:
                - december: ongeveer 30% van de vereiste repertoireduur
                - maart: ongeveer 30% van de vereiste repertoireduur
                - april: ongeveer 40% van de vereiste repertoireduur
        - de planning van deze concerten doorkruist het normale lessenverloop niet.
        - de evaluatie geschied door minstens twee docenten
        - de studenten dienen hun programma in ten minste 14 dagen vóór aanvang van de P.E.- concertreeks.
        - De programmaopgave bevat minstens volgende gegevens:
                - volledige titel van het werk,
                - (opusnummer),
                - (datum van compositie)
                - voorna(a)m(en) en naam van de componist
                - tijdsduur van de compositie
                - volledige naam van alle uitvoerders
                - naam van docent - coach
8. De student legt een PORTFOLIO aan op DOKEOS . Richtlijnen hieromtrent worden bij aanvang van het academiejaar verstrekt.
9 De bachelorstudent woont ook optredens bij van de meestergraden.
10. Na de laatste P.E. concertreeks worden geen voorspeelsessies meer toegelaten.


Begincompetenties
slagen in de toelatingsproef

Eindcompetenties
Heeft een open geest en het vermogen tot verwondering
° Heeft een behoorlijk ontwikkeld muzikaal gehoor
° Bezit een behoorlijk muzikaal voorstellingsvermogen en een goed ontwikkelde technische vaardigheid die hem in staat stellen partituren te ontcijferen
° Heeft een behoorlijk theoretische en praktische kennis van de muzikale schriftuurtechnieken
° Kan de diverse aspecten van een muziekwerk behoorlijk analyseren
° Bezit de nodige heuristiek om problemen uit het muziektheoretische domein op te lossen
° Beheerst behoorlijk de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties
° Kan omgaan met en is weerbaar tegen kritiek van derden
° Toont ambitie om zich verder en steeds diepgaander te bekwamen in zijn vakgebieden
° Kan met collega's van gedachten wisselen over disciplinegebonden problemen
• Werkt behoorlijk samen met andere musici in kamermuziek-, in ensembleverband.
• toont openheid, begrip, respect en waardering voor de verantwoordelijkheden en belangen van de anderen in een samenwerkingsverband
• kan met anderen samenwerken, ook wanneer de samenwerking een onderwerp betreft dat niet direct van persoonlijk belang is
• gaat contacten aan, die relevant kunnen zijn voor de studiesituatie
• vertoont ontluikende ambitie om bekendheid te geven aan eigen uitvoeringen, concerten en recitals


Leermaterialen
Partituren, gratis ontleenbaar in de bibliotheken of zelf aan te kopen.
Opnames van repertoire; in mediatheken ontleenbaar.

Studiekosten
Persoonlijke aankoop van partituren; valt niet te ramen.

Studiebegeleiding
Bij aanvang van het academiejaar ontvangen de studenten de bindende richtlijnen en info over de organisatie van het vak en de begeleiding van de studenten. Ook wordt er een samenkomst georganiseerd van/voor de studenten waar ze met mekaar kunnen kennis maken en afspraken maken met betrekking tot vorming van ensembles en keuze van repertoire. Ad valvas wordt ook een plaats voorzien waar 'zoekertjes' kunnen uitgewisseld worden. Verder:
- Opfrissingscursussen voor aanvang van academiejaar (dient per jaar beslist)
- studievoortgangsgesprekken
- monitoraat
- spreekuren

Onderwijsvormen
Werkcollege
Audities
Concerten
Begeleid zelfstandig leren
Bijwonen van concerten van verder gevorderde studenten


Evaluatievorm
Permanente evaluatie en jurering:
het opleidingsonderdeel 'Kleine ensembles' van de specialisatie klassieke muziek, wordt uitsluitend geëvalueerd d.m.v. permanente evaluatie. Permanente evaluatie wordt gedefinieerd in de algemene onderwijsregeling en in de departementale aanvullingen. Permanente evaluatie houdt in dat naast het evalueren van het uitvoeringsresultaat door een jury, ook in grote mate rekening gehouden wordt met het voorafgaand proces, waarbij regelmatige aanwezigheid en inzet tijdens de lessen en voor de concerten bepalend zijn. Regelmatige aanwezigheid houdt in dat de student minstens 75 % van de lessen dient te volgen. In geval van kleine ensembles gelden echter vooral de collegialiteit en gevoel voor verantwoordelijkheid in samenwerkingsverband als essentiële maatstaven.

OP-leden
Coördinatoren: Beuckels Patrick, Coppieters Frank
Docenten: Beelaerts Paul, Ketels Marcel, Konink Wim, Rathé Filip, Valibouse Arielle, Van Waeyenberghe Adrien, Van Waeyenberghe Hubert, Withelaw John.; Chris Deprey; Mireille Capelle.