Trefwoorden T470 textieltechnologie
Doelstellingen De term "Textieltechnologie" dekt een opeenvolging van bewerkingen van textielvezels, die leiden tot een afgewerkt product zoals een garen, een weefsel of een breigoed. Het is van groot belang dat de studenten Modetechnologie een overzicht krijgen van deze verschillende textielactiviteiten. Op basis van deze kennis verwerven zij namelijk een groter inzicht in de mogelijke confectietoepassingen van het betreffend textielproduct.
De textielveredeling kan hierop een bijkomende invloed uitoefenen. Deze textielactiviteit omvat naast het geven van een kleur door verving of bedrukking tevens alle afwerkingstechnieken die een textielsubstraat een grotere gebruikswaarde bezorgen of beter geschikt maken voor zijn eindbestemming en zo hun verkoopswaarde verhogen.
Leerinhoud
Vak 1: Spinnen, weven, breien en veredelen:
- De theorie is lineair opgebouwd:
Spinnen:
Om de dikte van een spinproduct zoals een vezel, een lont, een wiek of een garen aan te duiden is men genoodzaakt gebruik te maken van een nummeringsysteem, dat steeds weergegeven wordt door de verhouding tussen een gewicht en een lengte. Dit vormt het eerste onderwerp van de module "Spinnen".
Vervolgens worden de verschillende processtappen uit de mechanische spinnerij behandeld. De terminologie van de garensoorten wordt verduidelijkt. Er wordt tevens de nodige aandacht geschonken aan de productie en het gebruik van fantasiegarens.
Weven:
De principes van het weven en de garenbewerkingen die hieraan vooraf gaan, worden beschreven in deze tweede module. De student verwerft hierbij een elementaire kennis betreffende de productie van eenvoudige en speciale weefsels zoals badstoffen en jacquardweefsels. Zij dienen de betekenis van een aantal veel voorkomende weefbindingen te begrijpen en deze uit te tekenen.
Breien:
In deze module wordt de student de basisbeginselen van het machinaal breien bijgebracht.
De algemene structuur en eigenschappen van een breigoed t.o.v. een weefsel vormen het eerste onderwerp van deze module. Vervolgens wordt de steekvorming bij inslagbreisels (vlakbrei en rondbrei), alsook de steekvorming bij kettingbreisels beschreven en uitgewerkt. De soorten naalden die hierbij worden aangewend en de soorten breimachines vormen een volgend deel van deze module.
De variaties bij inslagtricot worden uitgediept.
Veredeling:
Als inleiding worden de voorbehandelingsprocessen besproken, die een textielsubstraat dient te ondergaan alvorens geverfd of bedrukt te kunnen worden.
In het hoofdstuk "Verven" wordt de nodige aandacht besteed aan de echtheidseigenschappen van een geverfd textielsubstraat, gezien deze tevens de kleurstofkeuze bepalen. Vervolgens wordt een overzicht geboden van de bestaande kleurstoffen en hun toepassingsmogelijkheden. Tot slot worden de verfprocédés en de werking van de machines, die hierbij gebruikt worden, besproken.
De belangrijkste sector waarin bedrukte waren hun toepassing kennen is deze van de damesbovenkleding. De druktechnieken en de machines die hierbij aangewend worden vormen het onderwerp van het hoofdstuk "Bedrukken".
De mechanische appreteerbewerkingen zoals scheren, ruwen en kalanderen, alsook de chemische appreteerbewerkingen zoals waterafstotend maken, vlamvertragend maken, kreukherstellend maken e.d. worden behandeld in het laatste hoofdstuk van deze module "Veredeling".
- BZL bij dit vak 1 heeft tot doel de nummeringssystemen van spinproducten a.d.h.v. vraagstukken op zelfstandige basis in te oefenen. Een tweede BZL-sessie vindt plaats in het kader van de oefeningen op weefselbindingen.
Vak 2: Materiaal- en grondstoffencontrole:
- De theorie is lineair opgebouwd:
In een inleiding wordt het ontstaan en het nut van normalisatie in de textiel aangetoond. Vervolgens worden de Europese richtlijnen inzake kenmerken en fouten in kledingweefsels verduidelijkt. De gestandaardiseerde werkwijzen van de meest toegepaste kwaliteitsproeven worden theoretisch uitgelegd en gedemonstreerd.
- oefeningen bij vak 2:
Gedurende de oefeningensessies krijgen de studenten de gelegenheid deze kennis om te zetten in praktische vaardigheden. Het uitvoeren van een weefselonderzoek, de bepaling van de treksterkte, de scheurweerstand, de abrasieweerstand e.d. en de verwerking van de testresultaten dienen met de grootste nauwkeurigheid uitgevoerd te worden. Deze proeven worden aangevuld met de bepaling van echtheidseigenschappen, krimpbepaling, bepaling van de neiging tot pilling e.d.
Begincompetenties Het is aan te raden de eindcompetenties van het opleidingsonderdeel Vezelkennis te hebben.
Eindcompetenties Beroepsspecifieke competenties:
vak 1: Spinnen, weven, breien en veredelen:
Mede bepalen en opvolgen van de technische specificaties en de kwaliteitseisen met betrekking tot het product.
- de terminologie die hoort bij de verschillende textielbewerkingstechnieken kan worden verklaard en eveneens correct aangewend,
- de opbouw van een garen, een weefsel en een breisel kan worden beschreven en de productieprocessen toegelicht,
- de principes van het verven, het bedrukken en het appreteren kunnen worden beschreven.
Scheppen van een klimaat van kwaliteitsbewustzijn door heel de onderneming; waken over en het opvolgen van de kwaliteitssystemen, procedures en instructies vanuit het oogpunt van kwaliteit, productiviteit, standaardisatie en normering en waar nodig de kwaliteitscertificering bestendigen.
- er kan aangetoond worden dat de machinekeuze in de spinnerij de gareneigenschappen zal beïnvloeden,
- de bindingen in een weefsel kunnen van elkaar worden onderscheiden, benoemd en uitgetekend,
- bij breisels kan het kwaliteitsverschil tussen inslag- en kettingbreisel worden aangetoond.
vak2 : Materiaal- en grondstoffencontrole:
Mede bepalen en opvolgen van de technische specificaties en de kwaliteitseisen met betrekking tot het product.
- de technieken die ertoe leiden de kwaliteit van een textielproduct te onderzoeken moeten vlot kunnen worden toegepast,
- de resultaten en waarnemingen naar aanleiding van een kwaliteitstest moet men correct kunnen interpreteren,
- het geformuleerde besluit moet voldoende onderbouwd zijn met een verklaring van de vastgestelde feiten.
Mede bepalen van verkoopsargumentatie, verkoopsproces, marktaandeel, levensduur, prijspositionering en reclame van het product.
- na analyse van de eigenschappen kan een geschikt gebruiksdoel worden geformuleerd,
- na analyse van de kwaliteit bij inwerking van externe invloedsfactoren, kan de levensduur van het textielproduct worden bepaald.
Leermaterialen cursus
Studiekosten Cursus: 6 euro
De studenten dienen gebruik te maken van een eigen labojas. (zie studiefiche Vezelkennis)
Studiebegeleiding De studenten kunnen afspraak maken met de docent voor het bekomen van bijkomende uitleg.
Onderwijsvormen hoorcolleges, demonstraties, oefeningen, BZL
Evaluatievorm Vak 1: Spinnen, weven, breien en verdeling:
theorie: 120 punten: mondeling examen met schriftelijke voorbereiding.
Vak 2: Materiaal- en grondstoffencontrole:
Theorie: 30 punten: mondeling examen met schriftelijke voorbereiding.
Oefeningen: 30 punten: waarvan 50% verslagen,
50 % werk in het labo, geen mogelijkheid tot tweede zittijd.
BZL: geïntegreerd in het examen theorie van vak 1
In geval van tweede zittijd beperkt de te kennen leerstof zich tot deze van het vak waarvoor geen 10/20 behaald werd. De punten van het niet opnieuw afgelegde vak blijven behouden.
OP-leden Nog niet gekend
|
|