INTRODUCTIE TOT DE KUNSTACTUALITEIT 1.1
 
Wordt gegeven in 1st jaar Bachelor in de audiovisuele kunsten - afstudeerrichting: animatiefilm
1st jaar Bachelor in de audiovisuele kunsten - afstudeerrichting: film
1st jaar Bachelor in de beeldende kunsten - afstudeerrichting: fotografie
1st jaar Bachelor in de beeldende kunsten - afstudeerrichting: grafisch ontwerp
1st jaar Bachelor in de beeldende kunsten - afstudeerrichting: mode
1st jaar Bachelor in de beeldende kunsten - afstudeerrichting: multimediale vormgeving
1st jaar Bachelor in de beeldende kunsten - afstudeerrichting: textielontwerp
1st jaar Bachelor in de beeldende kunsten, schilderkunst - afstudeerrichting: vrije kunsten
1st jaar Bachelor in de beeldende kunsten, tekenen - afstudeerrichting: vrije kunsten
1st jaar Bachelor in de beeldende kunsten, beeld & installatie - afstudeerrichting: vrije kunsten
1st jaar Bachelor in de beeldende kunsten, beeldhouwkunst - afstudeerrichting: vrije kunsten
1st jaar Bachelor in de beeldende kunsten, nieuwe media - afstudeerrichting: vrije kunsten
Hoorcollege [A] 24.0
Werkcollege [B] 12.0
Begel. zelfst./extern werk [C] 0.0
Totale studietijd [D] 75.0
Studiepunten [E] 3
Niveau  
Creditcontract? toelating nodig
Examencontract?
Onderwijstaal Nederlands
Titularis Piet VANROBAEYS
Referentie ABAKUA01A00015
 
Trefwoorden
Introductie tot de kunstactualiteit 1.1., h310 kunstgeschiedenis, actuele kunst

Doelstellingen
Dit opleidingsonderdeel bestaat uit 2 leereenheden:
Leereenheid 1: De kunst na 1945 (1) (partim: de kunst van 1945 tot 1972)

Gezien de inspirerende stedelijke culturele context, de focus op de actualiteit en de onmiddellijke nabijheid van het SMAK, werd ervoor gekozen om de student meteen te confronteren en vertrouwd te maken met de actuele beeldende en audiovisuele kunst.
De student dient de hedendaagse kunst en haar recente geschiedenis te leren kennen, zowel via kaderende overzichten als via de concrete confrontatie met actueel beeldend & audiovisueel werk.
Daartoe wordt hij/zij eerst geïnitieerd in de kunsttheoretische posities die in de kunst van de jaren vijftig en zestig werden ingenomen en gevolgd.
Deze posities worden vergeleken en in relatie gebracht tot de historische posities waaraan ze schatplichtig zijn: de historische avant-gardes en modernismen uit het begin van de 20ste eeuw.
Deze leereenheid zal verder articuleren met Leereenheid 2: "De kunst na 1945 (2): de kunst van 1972 tot heden" in het opleidingsonderdeel Kunstgeschiedenis 1.2.

Leereenheid 2: Practicum analyse van het beeld (toegepast op de actuele kunst).

Ook het practicum focust meteen op de actuele kunst: op de specificiteit van haar verschijning en op haar werking.
Zodoende draagt deze leereenheid evenzeer bij tot een grotere vertrouwdheid en tot een beter inzicht in de werkzaamheid van beelden uit hedendaagse kunstvormen: film, dans, theater, literatuur, mode, maar voornamelijk plastische kunst.

Leerinhoud
Leereenheid 1: De kunst na 1945 (1) (partim: de kunst van 1945 tot 1972)

Inleidende schets van de nauwe structurele relatie tussen de historische modernismen en avant-gardes enerzijds en de modernismen en (neo)avant-gardes na 1945.
Overzicht van de ontwikkelingsgeschiedenis van de plastische kunsten van 1945 tot 1972, jaar van de opening van Documenta 5.
Vergelijking van de kunstsituaties in de jaren vijftig, de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig in Europa en de Verenigde Staten.
De benadering is eerder cultuurhistorisch dan encyclopedisch: duiding van relaties binnen de kunsten en tussen kunst en maatschappij.
Verschillende kunststromingen worden gesitueerd en in hun logische samenhang verduidelijkt.

Leereenheid 2: 2. Practicum analyse van het beeld (toegepast op de actuele kunst)

Beelden uit hedendaagse kunstvormen (film, dans, theater, literatuur, mode, maar voornamelijk plastische kunst) worden beschouwd vanuit het gezichtspunt van de intentie van de kunstenaar, de textuur van het werk en de projecties van de toeschouwer.
De student wordt vertrouwd gemaakt met het oeuvre van een aantal hedendaagse kunstenaars en krijgt daarbij een methode aangereikt die het mogelijk maakt feiten te onderscheiden van interpretaties.
Er wordt niet gesproken over kunst, maar wel over kunstwerken.
Er wordt niet gezocht naar algemene, maar wel naar specifieke eigenschappen van de kunstwerken.
Het geheel wordt gestoffeerd en onderbouwd met begrippen die afkomstig zijn van kunstenaars, schrijvers en theoretici.

Begincompetenties
Geen specifieke begincompetenties vereist.

Eindcompetenties
Leereenheid 1: De kunst na 1945 (1)

Kerncompetenties
1) De student heeft inzicht in de ontwikkelingsgeschiedenis van de plastische kunsten van 1945 tot 1972
Onder meer:
- hij heeft inzicht in de hoofdstromingen van het actuele artistieke domein van 1945 tot 1972.
- hij kan de belangrijkste kenmerken van een oeuvre situeren en relateren aan de kunsthistorische context.

2) De student heeft inzicht in de relatie tussen de cultuurgeschiedenis van 1945 tot 1972 en de daarin ingenomen kunsttheoretische posities.
Onder meer:
- hij kan een schema geven van de evolutie van de ideeën over mens- en samenleving van 1945 tot 1972, zowel cultureel, filosofisch, politiek als economisch.
- hij kan zich inleven in, door kunstenaars, ingenomen kunsttheoretische posities en kan deze posities onderling vergelijken.
- hij kan ingenomen kunsttheoretische posities linken aan gerealiseerde kunstproposities.

Leereenheid 2: Practicum analyse van het beeld (toegepast op de actuele kunst)

Kerncompetenties
1) De student hanteert een methodiek om de actuele kunst vormelijk en/of inhoudelijk te percipiëren, te decoderen en te interpreteren binnen verschillende contexten en disciplines.
Onder meer:
- is in staat een beeldende kunstpropositie nauwkeurig vormelijk waar te nemen en te beschrijven
- is in staat de waargenomen vorm in een formele context te decoderen en te interpreteren
- is in staat de waargenomen vorm in een oeuvre/context te interpreteren
- is in staat de waargenomen vorm in een kunsthistorische (en cultuurhistorische) context te interpreteren

2) De student kan zijn bevindingen verwoorden door het schrijven van een paper.
Onder meer:
- is in staat bondig te formuleren en kan correct en helder schrijven
- kan zelfstandig werken en eigen werkzaamheden tijdig plannen
- kan gepast de hulp van de titularis inroepen en reageert gepast op de geboden hulp
- is zelfkritisch en toont een leergierige attitude

Algemene competenties

1) Verwerven en verwerken van informatie:
- Informatie, documentatie en kennis kunnen opzoeken.
- Zelfstandig kunnen lezen, synthetiseren en analyseren van kritische teksten en argumentaties.
- Een persoonlijke argumentatie en visie kunnen uitwerken binnen de ontwikkelingen van de hedendaagse beeldende kunst.

2) Denk- en redeneervaardigheid

Leermaterialen
::Voor meer informatie, klik hier::
1. Kunst na 1945 (1): Syllabus, studieboek, didactisch materiaal n.a.v. tentoonstellingen, eigen nota's en zelf verzameld beeldmateriaal
2. Practicum analyse van het beeld: studieboek en/of syllabus.

Studiekosten
1. Kunst na 1945 (1)
Syllabus betaald vanuit ateliergelden; aankoop studieboek Kunst na '45, 32,00 euro waarvan de helft betaald met ateliergelden

2. Practicum analyse van het beeld
Aankoop studieboek en/of syllabus ondersteund vanuit ateliergelden.
Kosten voor te bezoeken tentoonstellingen.

Studiebegeleiding
De docenten zijn steeds bereid tot een persoonlijk gesprek.

Onderwijsvormen
Hoorcolleges (geïllustreerd met dia's en/of LCD-projecties), werkcolleges.
Door middel van vraagstelling en dialoog wordt de student zoveel mogelijk bij het leerproces betrokken.
Werkbezoek, tentoonstellingsbezoek.

Evaluatievorm
1. Kunst na 1945 (1): schriftelijk examen met open vragen.

2. Practicum analyse van het beeld: beoordeling op basis van een geschreven, van heldere illustraties voorzien werkstuk.

Algemeen
Verplichte deelname aan de onderwijs- en studieactiviteiten.
Werkstukken en opdrachten moeten steeds op de vastgestelde data worden ingediend of gepresenteerd.
In geval de student wettig verhinderd is aanwezig te zijn, zorgt hij ervoor dat het werk door iemand anders wordt binnengebracht.
Voor iedere deelcompetentie van dit opleidingsonderdeel moet minstens de helft van de punten worden behaald.
Mogelijkheid tot tweede zittijd.

OP-leden