KUNSTGESCHIEDENIS 1.2
 
Wordt gegeven in 1st jaar Bachelor in de audiovisuele kunsten - afstudeerrichting: animatiefilm
1st jaar Bachelor in de audiovisuele kunsten - afstudeerrichting: film
1st jaar Bachelor in de beeldende kunsten - afstudeerrichting: fotografie
1st jaar Bachelor in de beeldende kunsten - afstudeerrichting: grafisch ontwerp
1st jaar Bachelor in de beeldende kunsten - afstudeerrichting: mode
1st jaar Bachelor in de beeldende kunsten - afstudeerrichting: multimediale vormgeving
1st jaar Bachelor in de beeldende kunsten - afstudeerrichting: textielontwerp
1st jaar Bachelor in de beeldende kunsten, schilderkunst - afstudeerrichting: vrije kunsten
1st jaar Bachelor in de beeldende kunsten, tekenen - afstudeerrichting: vrije kunsten
1st jaar Bachelor in de beeldende kunsten, beeld & installatie - afstudeerrichting: vrije kunsten
1st jaar Bachelor in de beeldende kunsten, beeldhouwkunst - afstudeerrichting: vrije kunsten
1st jaar Bachelor in de beeldende kunsten, nieuwe media - afstudeerrichting: vrije kunsten
Hoorcollege [A] 24.0
Werkcollege [B] 12.0
Begel. zelfst./extern werk [C] 0.0
Totale studietijd [D] 75.0
Studiepunten [E] 3
Niveau  
Creditcontract? toelating nodig
Examencontract?
Onderwijstaal Nederlands
Titularis Peter DE SMET
Referentie ABAKUA01A00021
 
Trefwoorden
Kunstgeschiedenis 1.2Leereenheid 1: h341 prehistorieh345 egyptologie, Leereenheid 2: h310 kunstgeschiedenis, actuele kunst

Doelstellingen
Dit opleidingsonderdeel bestaat uit 2 leereenheden:
1. De kunst van prehistorie en oudheid
2. De kunst na 1945 (2) (partim: de kunst van 1972 tot heden)

De studenten dienen tijdens het verloop van de opleiding grondig kennis te maken met de geschiedenis van de kunsten en meer in het bijzonder met de westerse kunstgeschiedenis.
Eigen aan de opleiding, die gericht is op het ontwikkelen van hedendaagse kunstbeoefening, is de voortdurende zorg om de kunstgeschiedenis te linken met de actualiteit van de kunsten.
Leereenheid 2 sluit aan bij Leereenheid 1 van het opleidingsonderdeel Introductie tot de kunstactualiteit 1.1. en zet deze verder tot op heden.

Leerinhoud
Leereenheid 1: De kunst van prehistorie en oudheid

Per land en/of periode wordt bouw-, beeldhouw- en schilderkunst van de prehistorie tot en met de Romeinse Tijd lineair behandeld met het accent op de grote lijnen ven de evolutie.
De meest sprekende voorbeelden worden in detail besproken met referenties naar latere stijlen en hedendaagse kunst, zowel vormelijk als inhoudelijk.

Leereenheid 2: De kunst na 1945 (2): de kunst van 1972 tot heden

Overzicht van de ontwikkelingsgeschiedenis van de plastische kunsten na 1972: datum van de opening van de Documenta 5 en symbolische datum voor het einde van het Greenberg-modernisme en voor de introductie van de attitudekunst.
Vergelijking van posities in de kunst van de jaren zeventig, tachtig en negentig.
De benadering is eerder cultuurhistorisch dan encyclopedisch: duiding van relaties binnen de kunsten en tussen kunst en maatschappij.
Verschillende kunststromingen worden gesitueerd en in hun logische samenhang verduidelijkt.

Begincompetenties
Geen specifieke begincompetenties vereist.
Voor leereenheid 2 is het aanbevolen om in het opleidingsonderdeel Introductie tot de kunstactualiteit 1.1. de leereenheid "Kunst na 1945 (1)" gevolgd te hebben.

Eindcompetenties
Leereenheid 1: Kunst van prehistorie en oudheid

Kerncompetenties
1) De student kan de kunst van de gegeven periode situeren, interpreteren en lezen binnen de algemeen maatschappelijke en religieuze context.
Onder meer:
- de student kent de ontwikkelingsgang van de kunst in de gegeven periode.
- heeft inzicht verworven in het functioneren van de kunst in de desbetreffende maatschappij.Kerncompetentie

2) De student heeft inzicht verworven in de relevantie van de kunst van de bestudeerde periode en de hedendaagse kunst en moderne wereld.
Onder meer:
- de student bezit de nodig kennis om vergelijkingen te maken tussen de kunst van toen en nu.

Leereenheid 2: De kunst na 1945 (2): de kunst van 1972 tot heden
Kerncompetenties
1) De student heeft inzicht in de ontwikkelingsgeschiedenis van de plastische kunsten na 1972.
Onder meer:
- hij heeft inzicht in de hoofdstromingen van het actuele artistieke domein na 1972.
- hij kan de belangrijkste kenmerken van een oeuvre situeren en relateren aan de kunsthistorische context.

2) De student heeft inzicht in de relatie tussen de cultuurgeschiedenis na 1972 en de daarin ingenomen kunsttheoretische posities.
Onder meer:
- hij kan een schema geven van de evolutie van de ideeën over mens- en samenleving na 1972, zowel cultureel, filosofisch, politiek als economisch.
- hij kan zich inleven in, door kunstenaars, ingenomen kunsttheoretische posities en kan deze posities onderling vergelijken.
- hij kan ingenomen kunsttheoretische posities linken aan gerealiseerde kunstproposities.

Voor beide leereenheden
Algemene competenties
1) Ingesteldheid tot levenslang leren: uitbreiding verwerven van het theoretisch referentiekader inzake de geschiedenis van de beeldende kunst.

2) Verwerven en verwerken van informatie:
- informatie, documentatie en kennis kunnen opzoeken.
- zelfstandig kunnen lezen, synthetiseren en analyseren van kritische teksten en argumentaties.
- een persoonlijke argumentatie en visie kunnen uitwerken binnen de ontwikkelingen van de beeldende kunst.

Leermaterialen
::Voor meer informatie, klik hier::
Cursus, studieboek, eigen nota's en zelf verzameld beeldmateriaal.

Studiekosten
Leereenheid 1: De kunst van prehistorie en oudheid
Cursus betaald vanuit ateliergelden.

Leereenheid 2: De kunst na 1945 (2)
Syllabus betaald vanuit ateliergelden
Hetzelfde studieboek Kunst na '45 wordt gebruikt als bij opleidingsonderdeel 1.1.: De kunst na 1945 (1).

Studiebegeleiding
De docenten zijn steeds bereid tot een persoonlijk gesprek.

Onderwijsvormen
Hoorcolleges en werkcolleges (geïllustreerd met dia's en/of LCD-projecties), syllabus en eigen nota's.

Evaluatievorm
Leereenheid 1: Kunst van prehistoriek tot oudheid
-Mondeling examen met mogelijkheid tot schriftelijke voorbereiding

Leereenheid 2: Kunst na 1972
- Schriftelijk examen met open vragen.

Algemeen:
-Verplichte deelname aan de onderwijs- en studieactiviteiten.
- Werkstukken en opdrachten moeten steeds op de vastgestelde data worden ingediend of gepresenteerd.
- In geval de student wettig verhinderd is aanwezig te zijn, zorgt hij ervoor dat het werk door iemand anders wordt binnengebracht.
- Voor iedere eereenheid van dit opleidingsonderdeel moet minsten de helft van de punten worden behaald.
- Examen op het einde van het semester.
- Mogelijkheid tot 2e zittijd.

OP-leden