KUNSTGESCHIEDENIS 3.1.
 
Wordt gegeven in 3de jaar Bachelor in de audiovisuele kunsten - afstudeerrichting: animatiefilm
3de jaar Bachelor in de audiovisuele kunsten - afstudeerrichting: film
3de jaar Bachelor in de beeldende kunsten - afstudeerrichting: fotografie
3de jaar Bachelor in de beeldende kunsten, grafische vormgeving - afstudeerrichting: grafisch ontwerp
3de jaar Bachelor in de beeldende kunsten, grafiek - afstudeerrichting: grafisch ontwerp
3de jaar Bachelor in de beeldende kunsten, illustratie - afstudeerrichting: grafisch ontwerp
3de jaar Bachelor in de beeldende kunsten, web- en interactief design - afstudeerrichting: grafisch ontwerp
3de jaar Bachelor in de beeldende kunsten - afstudeerrichting: mode
3de jaar Bachelor in de beeldende kunsten - afstudeerrichting: multimediale vormgeving
3de jaar Bachelor in de beeldende kunsten - afstudeerrichting: textielontwerp
3de jaar Bachelor in de beeldende kunsten, schilderkunst - afstudeerrichting: vrije kunsten
3de jaar Bachelor in de beeldende kunsten, tekenen - afstudeerrichting: vrije kunsten
3de jaar Bachelor in de beeldende kunsten, beeld & installatie - afstudeerrichting: vrije kunsten
3de jaar Bachelor in de beeldende kunsten, beeldhouwkunst - afstudeerrichting: vrije kunsten
3de jaar Bachelor in de beeldende kunsten, nieuwe media - afstudeerrichting: vrije kunsten
Hoorcollege [A] 24.0
Werkcollege [B] 12.0
Begel. zelfst./extern werk [C] 0.0
Totale studietijd [D] 75.0
Studiepunten [E] 3
Niveau  
Creditcontract? toelating nodig
Examencontract?
Onderwijstaal Nederlands
Titularis Monique DARGE
Referentie ABAKUA03A00014
 
Trefwoorden
Kunstgeschiedenis 3.1., h310 kunstgeschiedenis

Doelstellingen
Dit opleidingsonderdeel bouwt verder op de opleidingsonderdelen Kunstgeschiedenis van de voorgaande jaren.
Het opleidingsonderdeel bestaat uit 2 leereenheden:

1. Overzicht van de kunst van 1900 tot 1945.
Deze leereenheid sluit aan bij leereenheid 1 van Kunstgeschiedenis 2.2.: Overzicht van de kunst van 1750 tot 1900.
Anderzijds sluit ze thematisch en chronologisch nauw aan bij de daaropvolgende periode, zie Kunstgeschiedenis 1.1.: leereenheid 1: De kunst na 1945 (1).
Het is de bedoeling om op een actieve, betrokken manier de basisuitgangspunten van de beeldende kunstrichtingen in de eerste helft van de 20ste eeuw te verkennen.

2. Practicum Kunstactualiteit.
Het practicum vormt een onderdeel en een praktische aanvulling bij het gedeelte kunstgeschiedenis, gericht naar de actualiteit.
Het is de bedoeling om tentoonstellingen, voorstellingen, festivals, … kritisch te kunnen evalueren, ook binnen een eigen referentiekader.
Het aanvoelen, begrijpen en verwoorden van de actuele beeldende en audiovisuele kunsten is een essentieel onderdeel om het eigen werk van een fundament te voorzien.

Leerinhoud
1. Kunst van 1900 tot 1945
De verschillende stijlen en belangrijkste vertegenwoordigers van de periode 1900-1945 van de kunstgeschiedenis.
Aspecten van het futurisme, kubisme, orfisme, fauvisme, expressionisme, dadaïsme, surrealisme, constructivisme, suprematisme, rayonnisme, lyrisch en geometrisch abstractie en het Bauhaus.

2. Practicum kunstactualiteit
Recente ontwikkelingen in de beeldende en audiovisuele kunsten kunnen bespreken en situeren, met onder meer een focus op het fenomeen tentoonstelling.

Begincompetenties
Geen specifieke begincompetenties vereist.
Voor leereenheid 1 is het aanbevolen om het opleidingsonderdeel Kunstgeschiedenis 2.2, leereenheid 1: Overzicht van de kunst van 1750 tot 1900 gevolgd te hebben.

Voor leereenheid 2 is het aanbevolen om het opleidingsonderdeel Kunstgeschiedenis 1.1.: leereenheid 1: De kunst na 1945 (1) en Kunstgeschiedenis 1.2.: leereenheid 2: De kunst na 1945 (2) gevolgd te hebben.

Eindcompetenties
1.Kunst van 1900 tot 1945

Kerncompetenties
1) De student heeft inzicht in de ontwikkelingsgeschiedenis van de kunsten van 1900 tot 1945.
Onder meer:
- hij kent de hoofdstromingen van het artistieke domein tussen1900 en 1945, evenals de belangrijkste vertegenwoordigers.
- hij kan de belangrijkste kenmerken van een oeuvre situeren en relateren aan de kunsthistorische context.

2) De student heeft inzicht in de relatie tussen de cultuurgeschiedenis van 1900 tot 1945 en de daarin ingenomen kunsttheoretische posities.
Onder meer:
- hij kan de basisuitgangspunten van de beeldende kunstrichtingen in de eerste helft van de 20ste eeuw schematisch weergeven.
- hij kan de belangrijkste kenmerken van een kunstwerk situeren en relateren aan de kunst- en cultuurhistorische context.
- hij kan zich inleven in door kunstenaars ingenomen kunsttheoretische posities en kan deze posities onderling vergelijken.
- hij kan ingenomen kunsttheoretische posities linken aan gerealiseerde kunstwerken.

2. Practicum kunstactualiteit

Kerncompetenties
1) De student heeft inzicht in de ontwikkelingsgeschiedenis en de huidige positionering van de actuele plastische kunsten.
Onder meer:
- hij kan zich situeren in het actuele artistieke domein.
- hij kan de belangrijkste kenmerken van een oeuvre situeren en relateren aan de kunsthistorische context.

2) De student beschikt over referentiekaders die zijn/haar inzicht in de kunst en in de maatschappelijke realiteit verdiepen en kan dit samen met de eigen ideeënontwikkeling integreren in een persoonlijk artistiek project.
Onder meer:
- hij is in staat een verbale omschrijving te geven dat het eigen onderzoek kritisch weergeeft
- hij is in staat de theoretische kennis te mobiliseren en die voor het eigen artistiek zoekproces aan te wenden
- hij is vertrouwd met de eisen van het actuele artistieke domein en weet zich ten aanzien daarvan kritisch te situeren
- hij heeft kennis van de filosofie van de kunsten en van kunstenaarstheorieën.

Algemene competenties

Voor beide leereenheden

1) Verwerven en verwerken van informatie.
Onder meer:
- informatie, documentatie en kennis kunnen opzoeken.
- zelfstandig kunnen lezen, synthetiseren en analyseren van kritische teksten en argumentaties.
- een persoonlijke argumentatie en visie kunnen uitwerken binnen de nieuwste ontwikkelingen van de hedendaagse beeldende en audiovisuele kunst.

2) Ingesteldheid tot levenslang leren.
Onder meer:
- blijk geven van een ruime culturele en maatschappelijke interesse.

Leermaterialen
::Voor meer informatie, klik hier::
Ossatuur van de cursus op dokeos, aangevuld met enerzijds de eigen nota's, gemaakt tijdens de hoorcolleges.
Catalogi van tentoonstellingen, programmaboeken enzovoort, didactisch materiaal n.a.v. tentoonstellingen.
Specifiek voor Kunst van 1900 tot 1945: stof aanvullen met een handboek "Kunstgeschiedenis 20-ste eeuw" ( b.v. Arnason).

Studiekosten
Aankoop van een degelijk handboek naar keuze over de "Kunstgeschiedenis van de 20ste eeuw" wordt aanbevolen, b.v. Arnason, 134,70 euro.
Gebeurlijk verplaatsingskosten en toegangsgeld voor een tentoonstelling, museum...

Studiebegeleiding
De docenten zijn bereid tot een persoonlijk onderhoud.

Onderwijsvormen
1. Kunst van 1900-1945

Theorie: hoorcolleges.
Praktische opdracht: het bouwen van een virtuele tentoonstelling uitgaande van het eigen creatief werk van de student in confrontatie met tien door de student zelf te selecteren werken uit de eerste helft van de 20-ste eeuw.

2. Practicum kunstactualiteit

Hoorcollege, werkcollege, tentoonstellingsbezoek.



Evaluatievorm
1. Kunst van 1900-1945
-Mondeling examen zonder schriftelijke voorbereiding: 50%
-Mondelinge verdediging van de tijdens het academiejaar reeds besproken opdracht: 50%

2. Practicum kunstactualiteit
-Permanente evaluatie + beoordeling op een geschreven werkstuk (bespreking tentoonstelling) + mondeling examen over het werkstuk

Algemeen:
-Verplichte deelname aan de onderwijs- en studieactiviteiten.
-Werkstukken en opdrachten moeten steeds op de vastgestelde data worden ingediend of gepresenteerd.
-In geval de student wettig verhinderd is aanwezig te zijn, zorgt hij ervoor dat het werk door iemand anders wordt binnengebracht.
-Voor iedere deelcompetentie van dit opleidingsonderdeel moet minstens de helft van de punten worden behaald.
-Mogelijkheid tot 2e zittijd in september.

OP-leden