Trefwoorden h000-menswetenschappen, h00x-kunst
Doelstellingen De student neemt vier theoretische seminaries op, afhankelijk van de theoretische behoeftes die hij/zij ondervindt tijdens zijn studietraject, vanuit zijn artistieke praktijk en zijn theoretische interesses.
De theoretische seminaries zijn opgenomen in het masterprogramma als specifieke leervorm waarbij theoretische inhouden binnen een flexibele en open werkvorm worden overgedragen, met ruimte voor interventie van studenten en dialoog.
Theoretische seminaries worden gedragen vanuit het artistieke en het theoretische onderzoek lopend aan het KASK, zodat de student te maken krijgt met probleemgerichte en thematisch opgezette seminaries.
Leerinhoud 1. Introductie Eat Art: kunsthistorische situering, vanaf de jaren '60 tot op heden.
In eerste instantie zal de iconologie van het materiaalgebruik bij de kunstenaars geschetst worden doorheen de geschiedenis van de Eat Art.
Kennis over de betekenis van het materiaal is noodzakelijk.
Degradatie van het materiaal kan enerzijds een substantieel onderdeel vormen van dit kunstwerk, maar kan anderzijds de lectuur ervan grondig verstoren.
- jaren 60: pop art, nouveau réalisme, happenings, environment, performances, fluxus
- jaren 70 : installatie, concept art, Beuys, performance, wiener aktionisten, happenings en events, arte povera
- jaren 80 en 90 : postmodernisme : fluxus, concept art, pop art, performances, feminisme, happenings en events
2. Kunsttheoretische omkadering mbt problematiek van vergankelijke kunst.
Bespreking van verschillende visies van kunstenaars tav hun werk, met daar tegenover houding van musea, galeriehouders, curators en collectioneurs tav deze kunstwerken.
De ethische vraag hoe men omgaat met degraderende materialen, vormt een essentieel onderdeel.
Bovendien wordt deze problematiek in toenemende mate belangrijk in het onderzoeksdomein van de actuele kunst, gezien het toenemend aantal kunstwerken gecreërd met organische materialen in hedendaagse kunstcollecties in binnen-en buitenland.
De houding van de kunstenaar tov de objectwaarde wordt benaderd door een opsplitsing in verschillende categorieën.
- kunstwerken waarbij organische materialen aanspraak maken "op eeuwigheid "
- tijdelijke kunstwerken die voor een beperkte periode dienen bewaard te worden (tentoonstellingsperiode)
- problematische gevallen waarbij premisse van tijdelijkheid en kunsthistorische praktijk met elkaar in aanvaring komen
3. Conserverings- en tentoonstellingstechnieken voor vergankelijke kunst.
Voor de conservatie van Eat Art kunnen we terugvallen op oplossingen die reeds binnen de voedingsindustrie werden ontwikkeld.
Het verpakken en etaleren van levensmiddelen in de industrie hangt nauw samen met de conservering hiervan.
Deze conservering is vooral gesteund op het wijzigen van één of meerdere inwendige, uitwendige en impliciete factoren.
Afhankelijk van het soort levensmiddel kan men deze drie factoren wijzigen.
Men kan ook gebruik maken van straling en chemische conservering.
- situering van de problematiek: bederfprocessen, inwendige en uitwendige factoren
- conserveringstechnieken: verpakkingen, introduceren van gassen in verpakking en vitrines, bestraling van de werken
- cases
4. Bezoek museum (afhankelijk van tentoonstellingen die dan lopen) /depotbezoek van het SMAK.
5. Paper-opdracht: studenten in groepjes opsplitsen: ze krijgen elk een case (bestaande uit vergankelijke materialen) en moeten hierin voorgaande lessen betrekken: iets schrijven over de visie tav bewaring van de kunstenaar/curator of andere protagonisten binnen het veld, hun houding hiertegenover, analyse van materialen van het werk en hoe zij het zouden aanpakken bij een presentatie, transport en bewaring in depot, zich de vraag stellen of zij al dan niet bepaalde conserveringsmethoden zouden toepassen (welke moeten ze niet kunnen zeggen) en zo ja hoever zij gaan in het bewaren van het object.
Voorbereiding van een presentatie.
6. Voorstelling van de verschillende groepjes plus bespreking hiervan.
7. Samenvattende les waarin we de zaken overlopen en enkele belangrijke conclusies trekken uit voorgaande lessen mbt vergankelijke kunst en de problematiek van het bewaren.
Begincompetenties Het is zéér wenselijk dat de student de competenties van de bacheloropleiding (beeldende kunsten of audiovisuele kunsten) heeft verworven.
Eindcompetenties § De student kan op een gefundeerde wijze mee denken en reflecteren ten aanzien van een wetenschappelijk en/of artistiek onderzoek.
§ De student toont het vermogen tot originaliteit en creativiteit in het uitbreiden van zijn kennis en in het komen tot inzichten.
§ De student geeft aan wat de meerwaarde kan zijn van een samenwerking die artistieke disciplines overschrijdt en kan die meerwaarde tevens mee realiseren in een multidisciplinaire omgeving.
§ De student bezit een gevorderd begrip van en inzicht in wetenschappelijke en/of artistieke kennis eigen aan een bepaald domein binnen de beeldende en/of audiovisuele kunsten. De student heeft inzicht in de nieuwste kennis van een specifiek gebied hierbij en kan onderzoek hierin volgen en interpreteren.
Leermaterialen ::Voor meer informatie, klik hier:: Leermaterialen zijn afhankelijk van het gekozen seminarie.
Studiekosten Syllabus wordt ter beschikking gesteld vanuit de ateliergelden.
Student zorgt zelf voor aanschaf van eventuele handboeken.
Studiebegeleiding Er is steeds de mogelijkheid tot een individuele afspraak met de betrokken docent.
Onderwijsvormen Seminarie met powerpoint-presentaties.
Mogelijkheid tot vraagstelling en discussie.
Bepaalde colleges kunnen gekoppeld worden aan bezoek van tentoonstelling en/of depot van het SMAK (connectie met de collectie van het SMAK, case-studies).
Naar gelang de aanwezigheid van een gastdocent kan een seminarie ook in een andere taal verlopen.
Evaluatievorm Presentatie van casestudie en paper.
Algemeen:
De student dient op elke leereenheid geslaagd te zijn om de credits van dit opleidingsonderdeel te verwerven. Elke leereenheid staat op 25% van de punten.
Tweede zittijd mogelijk.
Verplichte deelname van de studenten aan de onderwijsactiviteiten.
OP-leden
|
|