Trefwoorden Politiek, politieke wetenschappen
Doelstellingen Het practicum beoogt studenten vertrouwd te maken met het zoeken, verwerken, synthetiseren en analyseren van politicologische teksten die handelen over een actueel politicologisch thema. Het doel is zowel de studenten vertrouwd te maken met academische concepten, inzichten en onderzoeksmethoden als vaardigheden bijbrengen op het vlak van zoeken, verwerken, synthetiseren, analyseren en presenteren van politiek wetenschappelijke literatuur.
Leerinhoud In het practicum wordt een actueel politicologisch probleem in de diepte bestudeerd. Het thema dat onder de loep wordt genomen omsluit verschillende deelaspecten en bijgevolg ook verschillende politicologische deelstudies en publicaties. Het thema en de geselecteerde politicologische teksten sluiten maximaal aan bij de Belgische politieke realiteit en de wetenschappelijke focus van de politicologische gemeenschap in België en Vlaanderen.
Begincompetenties De inhoud van de opleidingsonderdelen Inleiding tot de Politieke Wetenschappen en Politieke Geschiedenis wordt verondersteld gekend te zijn.
Eindcompetenties Kerncompetenties:
1) Kunnen omgaan met wetenschappelijke bronnen
Onder meer:
- Politiek wetenschappelijke teksten kunnen opzoeken
- Politiek wetenschappelijke teksten kunnen analyseren, schematiseren, synthetiseren, begrijpen en toepassen
- Kritisch kunnen omgaan met bronnenmateriaal
- Het verwerven en verwerken van informatie: over de nodige vaardigheden beschikken om de weg naar het schrijven van een wetenschappelijke paper af te leggen.
- Kunnen rapporteren: het resultaat van het groepswerk in de vorm van een eenvoudige academische paper kunnen gieten
- Kunnen presenteren en spreken in het openbaar: de in groep voorbereide paper kunnen voorstellen aan een ruimer deel van de groep
- Kritische vragen kunnen stellen over de behandelde materie
2) Kennis en inzichten uit de opleidingsonderdelen Inleiding tot de Politieke Wetenschappen en Politieke Geschiedenis toepassen op maatschappelijke thema’s.
3) In staat zijn om actuele problemen te situeren binnen het in Inleiding tot de Politieke Wetenschappen en Politieke Geschiedenis aangereikte wetenschappelijke kader.
Algemene competenties:
Het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen zowel aan specialisten als aan leken: kunnen rapporteren en debatteren over de materie
Leermaterialen ::Voor meer informatie, klik hier:: Een reader die ter beschikking wordt gesteld door de docenten.
Studiekosten Kopiekosten
Studiebegeleiding Begeleiding via gemeenschappelijke sessies, monitoraat op aanvraag per groep en tussentijdse feedback.
Onderwijsvormen Voor dit opleidingsonderdeel is het noodzakelijk de onderwijsactiviteiten bij te wonen.
Na een beperkt aantal hoorcolleges schrijven studenten in groep een paper aan de hand van een reader. In de reader zijn teksten opgenomen die een actuele politicologische thematiek behandelen. De concrete vraagstelling die de paper moet behandelen, wordt eveneens door de docenten aangereikt. Uit de inhoud van de paper moet blijken dat de studenten zich de teksten eigen hebben gemaakt: ze begrijpen de teksten en de onderlinge verbanden (overeenkomsten en verschillen) tussen de teksten, kunnen ze synthetiseren én kunnen de inhoud ervan relateren aan de politieke actualiteit. Het verwerken en het presenteren van de teksten gebeurt in groep. Volgend op de presentaties wordt door een andere groep vragen gesteld.
Daarnaast gaan studenten op zoek naar een aantal politicologische teksten die aansluiten bij de thematieken die in de reader worden behandeld en naar de vindplaatsen van een aantal referenties uit de bibliografieën van de teksten die opgenomen werden in de reader. Hiervoor zullen de nodige heuristische instrumenten aangereikt worden.
Evaluatievorm Studenten worden geëvalueerd op basis van
1) de paper (zowel de tussentijdse als de definitieve versie), de presentatie ervan en de vragen die ze aan een andere groep voorleggen. Er zijn drie elementen op basis waarvan telkens een punt verloren of verdiend kan worden: 1) het tussentijdse paperschema; 2) de presentatie; 3) de vragen op basis van de paper van een andere groep. (15 van de 20 punten)
2) een individueel examen met open vragen op basis van de paper. ( 5 van de 20 punten)
De opdracht in tweede zittijd bestaat uit het individueel verwerken van een nieuwe tekst en het individueel verbeteren van een door de docenten bepaald deel van de paper. De puntenverdeling voor de tweede zittijd is de volgende: de helft van de punten wordt verdiend met de verbeterde paper, een vierde van de punten wordt verdiend met het inwerken van de nieuwe tekst en een vierde van de punten wordt verdiend op het mondelinge examen.
OP-leden Karen Celis, Thomas Van Langenhove
|
|