MASTERPROEF
 
Wordt gegeven in 1st jaar Master in de handelswetenschappen: accountancy en fiscaliteit - afstudeerrichting: accountancy en fiscaliteit
Hoorcollege [A] 10.0
Werkcollege [B] 10.0
Begel. zelfst./extern werk [C] 500.0
Totale studietijd [D] 720.0
Studiepunten [E] 24
Niveau gespecialiseerd
Creditcontract? toegankelijk
Examencontract?
Onderwijstaal Nederlands
Titularis Marc FIERENS
Referentie HMHAWA01A00010
 
Trefwoorden
onderzoeksvaardigheden, stage, schriftelijke rapportering, mondelinge verdediging

Doelstellingen
De masterstudent verricht in een onderzoek een grondige analyse met voldoende diepgang en een expliciete link naar de praktijk. Hij getuigt daarbij ook van voldoende zelfstandigheid, initiatief en onderzoeksvaardigheid. Uit de tekst van de masterproef blijkt ook het synthesevermogen van de student.

Leerinhoud
De masterproef wordt gekozen in relatie tot de afstudeerrichting, tenzij het thema behoort tot het domein van de Algemene Economie. Elke Masterproef bestaat uit drie delen:

Deel A is het theoretische deel. Met de focus op de onderzoeksvraag geeft de student in eigen bewoordingen de stand van zaken uit de vakliteratuur, de denkkaders die bij het onderzoek gebruikt worden en een overzicht van de methodologische werkwijze (20-25 bladzijden).
Deel B is het onderzoeksdeel waarin de student vooreerst alle voor zijn onderzoeksvraag relevante gegevens (cijfermateriaal, experteninterviews, enquêtes, interne bedrijfsinformatie, …) verzamelt en analyseert om tenslotte tot adviezen en besluiten te komen (20-25 bladzijden).
Deel C vormt het praktijkdeel dat de weergave is van de stage. Deze bedraagt elf weken (10-15 bladzijden).

Naargelang het soort stage kunnen vier types van masterproeven onderscheiden worden.

Type 1: A & B vormen één geheel, maar C staat er los van. Bijv. het onderzoek situeert zich binnen de vakgroep Algemene Economie maar de stage kadert in de afstudeerrichting Strategisch Management.
Type 2: A & B vormen één geheel en er is enige wisselwerking met C. Bijv. het onderzoek handelt over de effecten van een nieuwe fiscale maatregel en de student loopt stage in een accountantkantoor. Ofschoon zijn taken in het kantoor divers zijn en losstaan van zijn onderzoek, heeft hij wel de mogelijkheid om input te verkrijgen voor A & B via de stageplaats.
Type 3: A, B & C vormen één geheel en kaderen in een externe opdracht. Voorbeeld 1: de student is erin geslaagd om voor zijn algemeen economisch onderwerp een opdrachtgever te vinden die vraagt om zijn onderzoek te toetsen aan de betrokken organisatie. De student heeft er dus voor gekozen om een stage te lopen die aansluit bij zijn onderzoek maar niet bij zijn afstudeerrichting. Dit is enkel mogelijk indien de student een masterproef gekozen heeft in de vakgroep Algemene Economie. Alle andere studenten voeren zowel A&B als C uit binnen de gekozen afstudeerrichting. Voorbeeld 2: de student doet onderzoek naar de effecten van een nieuwe fiscale maatregel en vindt een auditkantoor dat sterk geïnteresseerd is om dit toe te passen voor enkele van haar klanten. In dit voorbeeld zijn de drie luiken van de masterproef aansluitend bij de afstudeerrichting.
Type 4: A, B & C vormen één geheel en de promotor formuleert de opdracht in het kader van zijn eigen onderzoek. Bijv. de student werkt mee aan een onderzoek binnen de vakgroep Marketing, volgt deze afstudeerrichting en zijn stage kadert integraal in deze onderzoekswerkzaamheden.

Voor type 1 & 2 wordt de rapportering over C opgetild naar een academisch niveau (geen opsomming van uitgevoerde taken). D.w.z. dat de student een kritische reflectie maakt vanuit de literatuur of de cursussen, naast een bespreking van de belangrijkste resultaten van de stage voor zover deze in de richting gaan van een beleidsondersteunend advies.

Bij type 3 & 4 is het praktijkdeel geïntegreerd in het onderzoek zodat geen expliciet afzonderlijke rapportering vereist is. De resultaten van het praktijkdeel zitten immers verweven in de onderzoeksresultaten en komen aldus daar aan bod. Het onderzoek wordt dan uitgebreider in termen van bladzijden.

Begincompetenties
Voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor de masteropleiding.

Eindcompetenties
1) Het beheersen van algemeen wetenschappelijke competenties
- Het vermogen om op een wetenschappelijke wijze te denken en te handelen
- De academische en vakliteratuur kunnen hanteren.
- Kritisch reflecteren, o.a. m.b.t. de bronnen en de opgedane praktijkervaring.
- Een professionele en wetenschappelijk verantwoorde tekst kunnen schrijven.
- Het mondeling kunnen toelichten van het eigen onderzoek aan vakgenoten en leken

2) Een gevorderd begrip van en inzicht in de wetenschappelijk-disciplinaire kennis eigen aan een bepaald domein.
- Inzicht in de onderzoeksmethodologie binnen een domein en dit kunnen toepassen op een eigen onderzoeksthema.

3) Algemene praktijkgerichte competenties:
- Vanuit de literatuur de link kunnen maken naar de praktijk.
- Over de inhoud van een stage kunnen reflecteren op een hoger abstraherend niveau.
- Beschikken over de ondernemende en sociale vaardigheden om vlot te functioneren in de bedrijfsrealiteit.

Leermaterialen
::Voor meer informatie, klik hier::
Draaiboek Masterproef.
Alle bronnen, zowel schriftelijk als mondeling, worden verzameld door de student.

Studiekosten
Afhankelijk van het onderzoeksthema.

Studiebegeleiding
Per domein wordt een coördinerend docent aangesteld die het aanspreekpunt is voor de studenten gedurende het eerste semester.

Bij de uitwerking van de masterproef wordt de student begeleid door een promotor.

Onderwijsvormen
De student werkt zelfstandig aan de Masterproef. In het draaiboek Masterproef worden er, per domein, bijkomende richtlijnen omschreven.

Evaluatievorm
Het rapport Masterproef wordt beoordeeld door de promotor en een lector. Er is tevens een mondelinge verdediging.

In het draaiboek masterproef wordt de evaluatie verder toegelicht.

OP-leden
Johan Verrue