Trefwoorden topografie, landmeetkunde, geodesie, planimetrie, altimetrie
Doelstellingen 1. Grondige studie van methoden die toelaten, aan de hand van hoogtemetingen, afstandsbepalingen, verticale en horizontale hoekmetingen, terreinpunten geometrisch te situeren.
2. Ontwikkelen van vaardigheden m.b.t. de regeling, de opstelling en het gebruik van topografische instrumenten voor toepassingen in de bouwkunde, de wegenbouw en de waterbouwkunde.
3. Inzicht verwerven in de relatie tussen de gebruikte instrumenten en de toegepaste meet- en rekentechnieken enerzijds, en de te verwachten nauwkeurigheid van de coördinatering en de kartering anderzijds.
Leerinhoud A. THEORIE
I. INLEIDENDE BEGRIPPEN:
Topografie, geodesie, fotogrammetrie, foto-interpretatie, cartografie.
II. FOUTENTHEORIE:
Grove, systematische, periodische en toevallige fouten. Verdeling der statistische fouten, kwadratisch middelbare fout, nauwkeurigheidscriterium, enkelvoudige en samengestelde waarnemingen, waarnemingen met ongelijke gewichten.
III. MEET- EN VEREFFENINGSMETHODEN:
1. PLANIMETRIE: Algemeen beginsel, meetkundige grondslag, fundamentele formules voor coördinatering, invloed aardkromming op lengte- en hoekmetingen. Triangulatie, polygonatie, voorwaartse en achterwaartse insnijding, poolcoördinatenmethode en meetlijnmethode. Vereffeningsmethoden en voorwaarden voor toepasbaarheid. Planimetrisch net van België.
2. ALTIMETRIE: Niveaus, waterpasinstrumenten: opbouw, opstelling en regeling van de toestellen, geometrische en trigonometrische waterpassing, controles, foutenberekening en vereffening. Altimetrisch net van België. Rijkswaterpassing. Barometrische hoogtemeting.
3. HOEKMETINGEN: Hoekmeetinstrumenten: opbouw, opstelling en regeling voor gebruik. Horizontale hoekmeting: reïteratie- en repetitiemethode - procedures - registers - sluitfouten - toleranties - vereffening. Rondmeting.
IV. INSTRUMENTARIUM: Niveaus, spiegels, prisma's, lenzen, vizier- en fijnafleesinrichtingen.
V. NIEUWE ONTWIKKELINGEN.
B. OEFENINGEN
Afzonderlijke toepassingen op hoekmetingen, hoogtemetingen, afstandsbepaling.
Geïntegreerde opmetingsopdrachten op terrein: verwerken van de meetresultaten, met inbegrip van de foutenberekening en vereffening, + uittekenen van opmetingsplans.
Begincompetenties De student wordt verondersteld een wiskundige basiskennis te bezitten, en moet in concreto de basisformules van de vlakke meetkunde beheersen.
Eindcompetenties Kerncompetentie 1:
In staat zijn om theoretische en praktische inzichten uit de verschillende aanverwante wetenschappelijke disciplines correct te hanteren binnen ingenieurswetenschappelijke probleemstellingen. [SCA1]
Onder meer:
- In staat zijn wiskundige en fysische inzichten toe te passen op de courante vraagstukken uit de landmeetkunde.
- Inzicht hebben in de relatie tussen de gebruikte instrumenten en de toegepaste meet- en rekentechnieken enerzijds, en de te verwachten nauwkeurigheid van de coördinatering en de kartering anderzijds.
Kerncompetentie 2:
In staat zijn om landmeetkundige meettechnieken aan te wenden. [SC6]
Onder meer:
- In staat zijn om correct en efficiënt om te gaan met de opstelling, de regeling en het gebruik van topografische instrumenten voor meetdoeleinden in de bouwkunde, de wegenbouw en de waterbouwkunde.
Kerncompetentie 3:
In staat zijn om landmeetkundige plannen te tekenen en te ontwerpen. [SC9]
Onder meer:
- In staat zijn om eenvoudige topografische meet- en rekenopdrachten zelfstandig of in teamverband uit te voeren en correcte opmetingsplans te genereren.
- Inzicht hebben in de methoden die toelaten, aan de hand van hoogtemetingen, afstandsbepalingen, verticale en horizontale hoekmetingen, terreinpunten geometrisch te situeren.
Algemene competentie 1:
In staat zijn om relevante bestaande en nieuwe theorieën en/of technologieën te assimileren, te implementeren en te gebruiken. [AIC2]
Onder meer:
In staat zijn om de meetstrategie(ën) te kiezen in functie van de beschikbare meetapparatuur en de gestelde nauwkeurigheidseisen.
Algemene competentie 2:
In staat zijn om informatie, ideeën, problemen en oplossingen – in het bijzonder wetenschappelijke en technische – adequaat te communiceren en te rapporteren zowel aan leken als aan specialisten. [AC4]
Onder meer:
In staat zijn om op een gestructureerde wijze de gebruikte methoden, resultaten en besluiten met betrekking tot een uitgevoerde opdracht te rapporteren.
Leermaterialen ::Voor meer informatie, klik hier:: A. THEORIE
- Handboek: Alberda, J.E. , Elbinge, J.B., (2003), Inleiding Landmeetkunde, Delft University Press, Delft; ISBN 90-407-2387-7;
- Lesmateriaal en aanvullende collegenota’s worden ter beschikking gesteld via een elektronisch leerplatform (Dokeos);
B. OEFENINGEN
Begeleidende tekst bij elk practicum.
Studiekosten Handboek 'Inleiding Landmeetkunde' ong. € 26.
Kosten verbonden aan het afdrukken van verslagen van de practica.
Studiebegeleiding 1. Persoonlijk contact met de docenten: De docenten staan steeds ter beschikking om vragen te beantwoorden of problemen op te lossen met betrekking tot het opleidingsonderdeel. Eventueel kan een afspraak gemaakt worden.
2. Elektronische leeromgeving: Voor aanvullende informatie, practicumnota's, enz. kunnen de studenten terecht op een elektronisch leerplatform.
Onderwijsvormen Hoorcolleges;
Workshops (kennismaking met de meetinstrumenten en uitwerken van eenvoudige toepassingen);
Geïntegreerde oefeningen op terrein.
Evaluatievorm Theorie: mondeling examen met schriftelijke voorbereiding: 67 %
Labo’s: 33 %:
a. permanente individuele evaluatie tijdens de oefeningen;
b. beoordeling van het veldwerk in teamverband (opmetingsdossiers + mondelinge toelichting).
De beoordeling en het tot stand komen van de eindquotatie van het opleidingsonderdeel gebeurt via het wiskundige gemiddelde volgens de toegekende coëfficiënten. Indien nochtans op één van de onderscheiden delen van het opleidingsonderdeel (theorie; labo’s) 7 of minder op 20 wordt behaald, kan worden afgeweken van deze rekenkundige berekening van de eindquotatie van het opleidingsonderdeel en kunnen de punten bij consensus worden toegekend.
OP-leden Greta DERUYTER
Frank VANDEDRINCK;
Petra DE FEYTER
Vakgroep Bouwkunde.
|
|