MASTERPROEF
 
Wordt gegeven in Master in de industriële wetenschappen: textieltechnologie
Hoorcollege [A] 0.0
Werkcollege [B] 0.0
Begel. zelfst./extern werk [C] 625.0
Totale studietijd [D] 625.0
Studiepunten [E] 21
Niveau  
Creditcontract? toelating nodig
Examencontract?
Onderwijstaal Nederlands
Titularis Geert DE CLERCQ
Referentie IMIWTE01A00005
 
Trefwoorden
Textiel

Doelstellingen
Met deze masterproef laat de student zien dat hij de onderwijsdoelstellingen en de eindtermen van de opleiding Master Industriële Ingenieurswetenschappen Textieltechnologie gehaald heeft, namelijk;
- heeft begrip van de gevorderde wetenschappelijk-disciplinaire kennis eigen aan het wetenschapsdomein textieltechnologie;
- beheerst algemene competenties op een gevorderd niveau als het vermogen om op een wetenschappelijke wijze te denken en handelen,het kunnen omgaan met complexe problemen en het vermogen tot oordeelsvorming in een onzekere context;
- beheerst algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau, zoals het kunnen gebruiken van methoden en technieken in onderzoek en het kunnen samenwerken in een multidisciplinaire omgeving;
- beheerst de competenties nodig voor het zelfstandig verrichten van wetenschappelijk onderzoek of het beheersen van algemene en specifiek beroepsgerichte competenties die nodig zijn voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.

Leerinhoud
De resultaten van de zelfstandige wetenschappelijke onderzoeksstage of projectwerk worden neergeschreven in een masterproef.
Deze masterproef bestaat minimaal uit inhoudstafel, samenvatting, een inleiding,literatuurstudie, materialen en methoden, resultaten en een kritische discussie van de bekomen resultaten.
Hierbij wordt verwezen naar de internationale literatuur in het specifieke onderzoeksdomein via een literatuurlijst.
De masterproef wordt in de regel in het Nederlands geschreven.
De resultaten van het onderzoek worden mondeling gepresenteerd en verdedigd voor een jury.

Begincompetenties
Algemene en specifieke opleidingsonderdelen van de Textieltechnologie.

Eindcompetenties
Algemene competenties op een gevorderd niveau
(beheersen wetenschappelijke basiskennis, denk- en redeneervaardigheid, verwerken informatie, …)
In staat zijn om blijvend creatief en wetenschappelijk te denken, te oordelen en te handelen.(AC1)
In staat zijn om relevante wetenschappelijke en technische informatie adequaat te verzamelen en te verwerken.(AC2)
In staat zijn complexe problemen adequaat op te lossen.(AC3)
In staat zijn om adequaat te communiceren over het eigen onderzoek en probleemoplossingen zowel met leken als met vakgenoten(AC4)
In staat zijn om met de nodige kritische zelfreflectie te oordelen en te handelen binnen een onzekere context .(AC5)

Algemeen wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau
(onderzoekende houding, toepassen van onderzoeksmethoden en technieken, …)
In staat zijn om onderzoeksmethoden en technologieën adequaat aan te wenden en te ontwikkelen.(AWC1)
In staat zijn om samen te werken in een multidisciplinaire omgeving.(AWC4)

Algemene ingenieurscompetenties op een gevorderd niveau
(basisopdrachten uit technische vakgebieden zelfstandig uitvoeren, praktische engineeringsproblemen oplossen, …)
In staat zijn om wetenschappelijk-disciplinaire inzichten toe te passen op complexe ingenieurstechnische problemen.(AIC1)
In staat zijn om relevante nieuwe technologieën en/of theorieën te leren kennen, te assimileren, te implementeren en te gebruiken.(AIC2)
In staat zijn om te ontwerpen, te onderzoeken, te analyseren en te diagnostiseren.(AIC3)
In staat zijn om onderzoeksopdrachten zelfstandig uit te voeren op het niveau van een beginnend onderzoeker.(AIC4)

Specifieke competenties (kerncompetenties) op een gevorderd niveau
(opleidingsgebonden, beroepsspecifiek)
In staat zijn om de eigenschappen en kenmerken van textielvezels creatief toe te passen.(SC1)
In staat zijn om kleurstoffen, hulpmiddelen, chemicaliën voor textiel en de kennis over kleurmetingen creatief toe te passen.(SC2)
In staat zijn om verf- en veredelingsprocessen, het bedrukken van textiel en hun applicatietechnologie te kunnen analyseren en problemen op te lossen.(SC3)
In staat zijn om de milieu-impact van de textielproductieprocessen te kunnen inschatten.(SC4)
In staat zijn om de spinmethodes en hun applicatietechnologie te analyseren.(SC5)
In staat zijn om weefbindingen te ontleden en creatief toe te passen in nieuwe ontwikkelingen.(SC6)
In staat zijn om weeftechnische problemen en ook deze uit de weefvoorbereiding te analyseren en op te lossen.(SC7)
In staat zijn om de kennis over de productiemethodes voor tapijt, vliesstoffen , tuft, vlechtwerken en breisels toe te passen en innovatief aan te wenden.(SC8)
In staat zijn om ICT te kunnen implemeteren in textieltoepassingen.(SC9)
In staat zijn om relevante tecgnologieën uit andere disciplines kritisch te evalueren, de waarde hiervan in te schatten en te extrapoleren naar eigen onderzoeksgebied.(SC10)
In staat zijn om te kunnen denken in de context van textielengineering en nieuwe ontwikkelingen


Opmerking: Een aantal eindcompetenties zijn niet van toepassing indien een onderwerp geen relatie heeft met de hierboven beschreven competentie. Zo heeft de studie van een weeftechnisch problemen over het algemeen geen verband met een verftechnisch probleem.
Alle competenties kunnen dus niet van elke student geëist worden.
Bij de aanvang van de masterproef zal daarover een afspraak gemaakt worden.

Leermaterialen
::Voor meer informatie, klik hier::
Verplichte vakliteratuur in functie van het onderwerp.

Studiekosten
De student betaalt enkel de kosten voor het vermenigvuldigen van het document.

Studiebegeleiding
De studenten worden begeleid door een interne en/of externe promotor, die de masterproef opvolgen en coördineren. De student maakt maandelijks een verslag over aan de promotoren.
Hierin behandelt hij volgende puntten:
- (voorlopige) titel van de masterproef.
- korte voorstelling van de problematiek.
- de status van de reeds uitgevoerde activiteiten.
- de doelstellingen en de voorziene activiteiten voor de volgende tussenperiode.
- de stand van zaken betreffende wat al gerapporteerd of uitgeschreven werd.

Na de nieuwjaarsvakantie overhandigt de student reeds het eerste deel van zijn theoretische studie. Na de paasvakantie wordt de (bijna)definitieve versie van het theoretisch deel ingeleverd bij de promotoren. Het indienen van de masterproef gebeurt uiterlijk op de laatste lesdag van het tweede semester. Het aantal in te dienen exemplaren bedraagt één voor de archieven, één voor de bibliotheek en één voor elke promotor. Samen met de gedrukte versie dient ook een elektronische versie afgegeven te worden in pdf formaat.

Onderwijsvormen
Projectwerk (individueel of in groep in functie van het onderwerk)).

Evaluatievorm
Beoordeling van de scriptie door een leescommissie op haar wetenschappelijke waarde. Oriënterende confrontatie (vraagstelling en verzoek om verklaring) met leden van de leescommissie en de mentor van maximaal 30 minuten.
Wegingscoëfficiënt:
- Permanente evaluatie: 60 % van de punten.
- Het ducument zelf: 20 % v an de punten.
- De presentatie: 20 % van de punten.

OP-leden
Alle leden van de vakgroep textieltechnologie.