THEORIE EN GESCHIEDENIS VAN DE STEDENBOUW
 
Wordt gegeven in Master in stedenbouw
Hoorcollege [A] 48.0
Werkcollege [B] 0.0
Begel. zelfst./extern werk [C] 0.0
Totale studietijd [D] 170.0
Studiepunten [E] 6
Niveau gespecialiseerd
Creditcontract? toegankelijk
Examencontract?
Onderwijstaal Nederlands
Titularis  
Referentie IMSTED01A00001
 
Trefwoorden
Geschiedenis (architectuur-, stedenbouw-), Theorie (architectuur-, stedenbouw-)

Doelstellingen
Inzicht in oorsprong en ontwikkeling van gebeurtenissen of fenomenen uit het verleden leidt tot een begrip van het heden als een dynamisch gegeven dat in voortdurende ontwikkeling is – het heden is met andere woorden een ‘voorlopige fase’ in een dynamisch proces, geen statische eindtoestand.
Geschiedenis kan daarenboven fungeren als een noodzakelijke onderbouw, als klankbord en als draagvlak bij het oplossen van stedenbouwkundige knelpunten en het ontwerpen van ruimtelijke oplossingen hiervoor.
Doel van de cursus is een overzicht te bieden van de voornaamste stromingen en theorieën in het denken over de stad; inzicht verwerven in het ontstaan, het voortbestaan en het veranderen van de stedelijke en stedenbouwkundige paradigma’s in relatie met politieke, historische en culturele aspecten van de samenleving.

Leerinhoud
Hoewel het vakgebied geschiedenis voor een groot deel steunt op het feitelijke weten en kennen (van data, namen, plaatsen) wordt dit hier niet als een doel gezien – in deze cursus is het eerder de bedoeling een breed overzicht aan te reiken van de historische krachtlijnen van de stedenbouw en de ruimtelijke planning. Op die manier kan een referentiekader opgebouwd worden om de actuele praktijken en principes van de stedenbouw en de ruimtelijke planning te beschouwen. Data, namen en feiten zijn dus geen doel, maar een middel om bepaalde gebeurtenissen of processen te duiden en te begrijpen. De colleges en de bijhorende reader moeten opgevat worden als een aanzet tot zelfstandig werk en het ontwikkelen van eigen inzichten. De inzet van dit vak is niet het reproduceren van gegevens maar de persoonlijke verwerking van het aangereikte materiaal. Het gaat er om tot kritische standpunten te komen omtrent de waarde van modellen, theorieën en realisaties uit het verleden en de relevantie ervan voor de hedendaagse praktijk te leren inzien. Het doel van deze cursus is aan te tonen dat de ontwikkeling van de stad als ruimtelijk-morfologisch fenomeen in intieme relatie staat met culturele, maatschappelijke en economische evoluties.
Meer bepaald komt het er op aan inzicht te verkrijgen in de ontwikkeling van het Westerse denken en handelen in verband met het begrip, de organisatie, de vormgeving, de planning en het gebruik van de ruimte. Doel is de studenten te laten inzien dat de (organisatie van de) ruimte niet enkel een technische, maar ook een culturele opgave is.

Het gaat daarbij om de volgende elementen:

• De evolutie van de (West-europese) steden. Afgezien van hun specifieke kenmerken (reliëf, cultuur, politieke situatie) zijn er in de ruimtelijke ontwikkeling van veel steden in onze gebieden duidelijke parallellen en patronen te herkennen. Het is belangrijk deze patronen te onderscheiden en bepaalde fasen in de ontwikkeling van de stad in het juiste tijdskader te kunnen plaatsen, alsook de overeenkomende culturele en politieke ontwikkelingen te kennen.
• De evolutie in het denken over de inrichting van de steden, de gebouwde omgeving en het landschap. Dit is de geschiedenis van de stedenbouw als (wetenschappelijke) discipline. De nadruk ligt daarbij op de ontwikkelingen van de laatste tweehonderd jaar, m.a.w. de periode waarvan de theoretische denkbeelden en stedenbouwkundige praktijk op de meest ingrijpende manier nawerken in de huidige situatie. De industriële revolutie van het begin van de negentiende eeuw is immers het vertrekpunt geweest voor tal van maatschappelijke, culturele en politieke veranderingen die tot op vandaag doorwerken.
• De historische ontwikkeling van het stedenbouwkundig beleid in de behandelde periodes door de verschillende actoren in het denken/ingrijpen/besturen van de stad te kennen. Stedenbouw wordt immers maar al te vaak ingezet als instrument van de macht – de topologische en sociale structuur van de stad is dan ook vaak een reflectie van de heersende maatschappelijke verhoudingen. Noties van de socio-economische constellaties in de desbetreffende periode zijn dan ook onontbeerlijk om over dit aspect van de stedenbouw een uitspraak te doen.
• De veranderende maatschappelijke omgang en houding t.o.v. het bouwkundig en landschappelijk patrimonium. Noties die een zekere begaanheid/bezorgdheid omtrent de omgeving en het verleden uitdrukken, zoals ‘beschermd monument’ en ‘natuurbehoud’, zijn zeer recent – de houding van de mens ten opzichte van de natuur, de bebouwde omgeving en het verleden was tot in de Renaissance hoofdzakelijk pragmatisch van aard. Het komt er dus op aan om bepaalde beslissingsprocessen omtrent de stedelijke omgeving in een ruim intellectueel en socio-cultureel kader te plaatsen.

Begincompetenties
De studenten hebben een sumier inzicht in de indeling en de kenmerken van de (Westerse) cultuurhistorische periodes (Griekse tijd tot de 20e eeuw).
Ze zijn in staat om feitelijke kennis te koppelen aan ruimtelijk inzicht.

Eindcompetenties
Kennis: de studenten zijn vertrouwd met de verschillende stromingen en voornaamste acteurs/auteurs binnen het veld van de stedenbouwtheorie en -geschiedenis.
Inzicht: de studenten kunnen de ruimtelijke omgeving begrijpen als fysiek-materiële neerslag van de politieke, culturele en sociale evoluties.
Vaardigheden: studenten kunnen een theoretische stellingname of een historisch feit mbt de stad kaderen binnen een ruimer perspectief, waaruit ze de pertinentie van deze gegevens kunnen afleiden en de relevantie ervan voor het heden kunnen duiden.

Leermaterialen
::Voor meer informatie, klik hier::
Door de docent samengestelde reader met een selectie van teksten die in de tekst ter sprake komen.
Handboek: Honoré Rottier, Het verleden van steden (Leuven: Davidsfonds, 2004).

Studiekosten
Richtprijs: 25 à 50€

Studiebegeleiding
Op vraag van de student.

Onderwijsvormen
Bestaat uit:
(A) klassieke hoorcolleges
(B) gastcolleges/colleges in de vorm van seminars
(C) (ad hoc) excursie, bezoek tentoonstelling, lezing, ...
(D)

Evaluatievorm
Mondeling examen (2/3) + boekbespreking (1/3).

De beoordeling en het tot stand komen van de eindquotatie van opleidingsonderdelen gebeurt via het wiskundige gemiddelde volgens de toegekende coëfficiënten. Indien nochtans op één van de onderscheiden vakken (delen van opleidingsonderdelen) 7 of minder op 20 wordt behaald, kan worden afgeweken van deze rekenkundige berekening van de eindquotatie van het opleidingsonderdeel en kunnen de punten bij consensus worden toegekend.

OP-leden