Tijdens de eerste vier semesters van de opleiding zijn de vrijwel dagelijkse speltrainingen het voornaamste middel om dat doel te bereiken. Ze zijn de basis voor het ontwikkelen van een persoonlijk traject binnen het domein van de dramatische kunsten (o.a. acteren, optreden, bedenken, schrijven, maken, regisseren, vormgeven, onderzoek). Het kunnen functioneren in een groep zonder daarbij de individualiteit te verliezen, is eigen aan het domein drama. Dit groepsproces wordt gedurende de hele opleiding opgevolgd en begeleid.

Originaliteit, creativiteit, emotionele en dramatische verbeelding, kunstzinnigheid, gevoeligheid, nieuwsgierigheid en noodzaak tot expressie zijn onmisbare eigenschappen voor elke dramastudent, die de nodige informatie en trainingen krijgt aangereikt als hulpmiddel om een originele kunstzinnige expressie te ontwikkelen van gedachten, gevoelens of verbeeldingen.

1/ Oefeningen, trainingen en onderzoek op inleidend tot beginnend niveau, onder meer:

• fysieke trainingen als ondersteuning voor het lichamelijk omgaan met tekstmateriaal en het bewust en onbewust opheffen van blokkades;
• fysieke trainingen die sluimerende innerlijke krachten en emotionele stromen oproepen;
• onderzoek naar de grenzen van de eigen gevoelens;
• fysieke trainingen die erop gericht zijn impulsen en acties te laten samenvallen in een 'hier en nu';
• onderzoek naar de verschillen tussen pathetiek, kitsch, parodie en oprechte hevige gevoelens;
• onderzoek naar het verenigen van bewustzijn/beheersing en instinct/impuls;
• onderzoek van zintuiglijke waarnemingen: de conditionering van denken en voelen; de verschillen tussen bedoelingen en resultaten;
• onderzoek naar het doorbreken van emotionele remmingen en taboes;
• bewustwording van wat essentieel is bij dramatische expressie;
• fysiek-emotionele communicatie van muziek.

2/ Dramatische improvisatie met tekstmateriaal uit het oeuvre van een hedendaagse auteur.

3/ Zelfstandige creatie van een kort dramaproject: theatrale presentatie van gedramatiseerde eigen gedachten, gevoelens of verbeeldingen omtrent het persoonlijke.

Afhankelijk van individuele trajectkeuzes, tekortkomingen of achterstand kan de titularis aan de student specifieke trainingen opleggen van andere opleidingsonderdelen 'drama', in functie van de te verwerven competenties.

1/ kan op een inleidend tot beginnend niveau eigen gedachten, gevoelens of verbeeldingen naar een publiek communiceren, terwijl er geregeld een originele kunstzinnige expressie waarneembaar is; en onder meer:

• is zich bewust van de eigen gevoeligheid en kwetsbaarheid, die hij/zij tijdens speltrainingen zonder schaamte of remmingen inzet als expressiemiddel;
• is zich bewust van het eigen vermogen tot relativeren;
• toont een intens spelplezier;
• is zich bewust van het functioneren van de eigen stem, het lichaam en de spraak;
• heeft met voldoende concentratie, doorzettingsvermogen, energie en kracht een deel van de eigen onvolkomenheden wat betreft stem, lichaam of spraak weggewerkt en de eigen expressiemogelijkheden verruimd.

2/ is zich bewust van de noodzaak tot samenwerken bij het beoefenen van dramatische kunst:

• kan tijdens speltrainingen vruchtbaar samenwerken;
• kan op het moment zelf creatief en origineel omgaan met wat medespelers, publiek of toevallige omstandigheden aanreiken;
• neemt verantwoordelijkheid tegenover medestudenten, docenten, publiek en materieel;
• toont initiatief om allerlei taken waar de groep wel bij vaart uit te voeren;

3/ kan op een inleidend niveau omgaan met inhoud, theatrale mogelijkheden en context van tekstmateriaal:

• is in staat tot interpretatie van dramatische teksten, scènes of situaties;
• kent het verschil tussen tekstmateriaal uit de dagelijkse realiteit en literatuur;
• kan een literaire tekst geloofwaardig, met dramatische kracht en emotionaliteit communiceren naar een publiek.

Algemene competentie: verwerven en verwerken van informatie.

• allerhande toneelstukken en theaterteksten, andere kunstvormen
• dvd's, films, materiaal uit bibliotheek, internet

Het onderwijs heeft een individueel karakter, maar wordt voornamelijk gegeven in groepsverband. Het eigen dramaproject wordt individueel begeleid.

De jury bestaat uit minstens zes docenten-o.p. leden, waarvan minstens drie dramadocenten, plus een externe specialist en een externe leek. Er wordt nagegaan of de competenties zijn verworven, er wordt een eindcijfer gegeven op 20. Als er geen consensus wordt bereikt, neemt de titularis de eindbeslissing op basis van een niet mathematisch gemiddelde. Bij het cijfer hoort een motivatie die deel uitmaakt van een verslag van de waarderingen en vorderingen.

Er is geen tweede zittijd.