Trefwoorden H712-beeldende-kunst-grafiek
Doelstellingen Kunst en Print I volgt op Beeld- en Taalonderzoek I en II en vormt samen met Kunst en Print II het volledige atelierpakket Grafiek in de 3e Bachelor.
Dit opleidingsonderdeel is hoofdzakelijk gewijd aan het uidiepen en verbreden van het ontwikkelingsproces van eigen autonoom werk.
Hierbij wordt het werken in reeksen verschoven tot het uitwerken van een thematische consistentie.
Naast de ontwikkeling van eigen werk met de verschillende beeld(re)productiemedia, worden benaderingen uit aanverwante vakken onderzocht.
Verder wordt het integreren van een schrijvende reflectieve praktijk in de beeldende praktijk geïntensifieerd en is er aandacht voor het ontwikkelen van presentatiemogelijkheden en onderzoek naar tentoonstellingsconfiguraties.
Algemeen staat dus een consequente en doorgedreven uit- en afwerking op alle niveaus van de kunstproductie centraal.
De leereenheid 'Kritiek van de Grafische Praktijk' hangt nauw samen met de leereenheid 'Publicatie omtrent kunst' uit Kunst en Print II en zijn beiden vooral gericht op de invulling van het opleidingsonderdeel 'Dossier'.
Kunst en Print I is samen met Kunst en Print II voorbereidend op de Master Beeldende Kunst.
Leerinhoud De atelierwerking is opgebouwd rond vier leereenheden.
1. Kunstontwikkeling
(lineair en thematisch)
- Uitdiepen en verbreden van de eigen werkontwikkelingsmethodes.
- Verder ontwikkelen en op punt stellen van beeld(re)productiemedia-gebonden beeldconceptiestrategieën.
- Verder beeldend ontwikkelen en op punt stellen van een thematische consistentie en daarop afgestemde plastische benaderingen.
- Integreren en terugkoppelen van invloeden en werkontwikkelingsmethodes uit andere domeinen van de kunst op de eigen artistieke intenties.
- Besprekingen en duidingen gericht op het op punt stellen van het productieproces en de productiemethodes afgewogen tegenover de vooropgestelde doeleinden.
- Ontwikkelen van een thematisch verwant geheel van werken in functie van toonmomenten en korte tentoonstellingen.
2. Kritiek van de grafische praktijk
(lineair en thematisch)
- Ontwikkeling van uitgewerkte schriftelijke reflecties aangaande het eigen werk en betrokken op de evolutie van het eigen werk over de drie bachelorjaren.
3. Tentoonstellingsontwikkeling / theorie van de tentoonstelling
a) (thematisch)
- Kritische perspectieven op en duiding van het ontstaan en de evolutie van de verschillende tentoonstellingsmodellen en -contexten en hun politieke, economische en culturele achtergronden.
b) (lineair en thematisch)
- Leren ontwikkelen van tentoonstellingsconfiguraties die tegemoet komen aan de inhouden van het eigen werk.
- In groep opzetten van toonmomenten en kleine tentoonstellingen.
- Leren verzorgen en organiseren van de publicitaire en contextualiserende aspect van tentoonstellingsprojecten.
Begincompetenties Geslaagd zijn voor de opleidingsonderdelen Beeld- en taalonderzoek I en II
Eindcompetenties 1. Kunstontwikkeling
Kerncompetentie
In staat zijn alle elementen en aspecten van het eigen werk op punt te stellen.
Onder meer:
- De plastische karakteristieken van het werk kunnen verduidelijken vanuit thematische gronden.
- De specifiek ontwikkelde beeldconceptie-strategieën gerelateerd aan een welbepaald gebruik van beeld(re)productiemedia kunnen verduidelijken.
- Het werk zelfstandig kunnen produceren.
2. Kritiek van de grafische praktijk
Kerncompetentie
In staat via schriftelijke reflectie de essentiële gronden en dynamieken van de eigen kunstproductie te expliciteren.
Onder meer
- Verwerkte teksten en informatie kunnen ombuigen tot eigen analyses.
- De besprekingen en bevragingen die zijn opgebouwd vanuit de feitelijkheid van het eigen werk, kunnen verschuiven tot een abstracter niveau.
- Een goed geargumenteerde, duidelijk gestructureerde en helder geformuleerde tekst kunnen schrijven.
3. Tentoonstellingsontwikkeling / theorie van de tentoonstelling
Kerncompetentie
In staat zijn een tentoonstellingsconfiguratie te ontwikkelen en op te zetten die het opgenomen werk optimaal tot zijn recht doet komen binnen een vooropgesteld tentoonstellingsconcept.
Onder meer
- Kunnen duiden van de configuratiekeuze vanuit de erin opgenomen werken.
- Kunnen kaderen en analyseren van de tentoon te stellen werken afgewogen tegenover het vooropgestelde tentoonstellingsconcept.
Algemene competentie 1
Een systematische kennis van de kernelementen van een discipline met inbegrip van het verwerven van coherente en gedetailleerde kennis deels geïnspireerd door de nieuwste ontwikkelingen van de discipline.
Onder meer
-Inzicht in principes en methodes van de verschillende analoge en digitale beeld(re)productiemedia (intaglio drukprocédés, houtsnede, zeefdruk, lithografie, digitale media: kunnen omgaan met datastructuren -en ermee verbonden software- zoals .txt, .rtf, .wav, .aiff, .mov, .html, .wmv, .psd, .jpeg, .pdf, .gif, .png, .mpeg4, h261, ...)
- In staat zijn de algemene voorschriften en methodes van de beeld(re)productiemedia om te buigen tot specifieke eigen werkmethodes en beeldconceptiestrategieën geënt op de eigen artistieke intenties.
- Nieuwe, op de eigen artistieke intenties gerichte werkontwikkelingsmethodes weten te implementeren in het eigen werkproces.
Algemene competentie 2
Het kunnen uitvoeren van eenvoudige managementtaken.
Onder meer
- In staat zijn in groep te voorzien in alle facetten van een tentoonstellingsproject.
- Zelfstandig met derden kunnen onderhandelen en samenwerken voor het uitwerken van projecten.
Algemene competentie 3
Een begrip van de structuur van het vakgebied en de samenhang met andere vakgebieden.
Onder meer
- Kennis van en inzicht in de geschiedenis van de grafische kunsten.
- Inzicht in de maatschappelijke en artistieke implicaties van het ontstaan en de evolutie van de (beeld)reproductiemedia.
- Kennis en inzicht in de problematiek van de reproductie op kunstontwikkelingsmethodisch niveau.
- Kennis van en inzicht in de multidisciplinaire grond van de hedendaagse grafiek en algemener de kunstontwikkeling met beeldreproductiemedia en besef en inzicht in de verbondenheid van dit actuele veld met facetten en tradities uit andere kunstdisciplines.
Leermaterialen ::Voor meer informatie, klik hier:: - Het atelier voorziet in bijna alle werkmaterialen (inkten, machines, proefpapier, zink, hout, beitels, computers, scanners, printers, software, …).
- Ook in didactisch materiaal wordt voorzien (kleine bibliotheek met gespecialiseerde publicaties, DVD's over de digitale reproductieprocédés, DVD-theek met documentaires, films, ... ).
- De digitale presentaties gebruikt tijdens de duidingen en besprekingen, de syllabussen en de teksten waarnaar verwezen zijn steeds raadpleegbaar in het atelier, op Dokeos (https://dokeos.hogent.be/).
Studiekosten Aankoop van specifieke dragers (papiersoorten, houtsoorten, glas, metalen, plexiglas, stoffen, ...), druktransmissiedragers (zink, koper en hout) of andere materialen waarmee de student wenst te werken voor het ontwikkelen van zijn werk en tentoonstellingsprojecten).
Totaal gemiddeld 150 euro (afhankelijk van het werk en de tentoonstellingsprojecten die de student uitwerkt).
Studiebegeleiding - Er is steeds mogelijkheid tot een persoonlijke afspraak met de docenten.
- Door sommige leereenheden en naar aanleiding van ad hoc bijeenkomsten/besprekingen wordt voorzien in een raadpleegbaar archief van besproken teksten/informatie via DOKEOS (http://dokeos.hogent.be).
Onderwijsvormen 1. Kunstontwikkeling, 2. Kritiek van de grafische praktijk.
Hoorcolleges, atelier, besprekingen, begeleid zelfstandig leren, tentoonstellingsbezoek.
3. Tentoonstellingsontwikkeling / theorie van de tentoonstelling.
Hoorcolleges, atelier, besprekingen, groepswerk.
4. Introductie tot het onderzoek in de kunsten.
Hoorcolleges, besprekingen, begeleid zelfstandig leren.
Evaluatievorm Elk van de leereenheden is afzonderlijk onderworpen aan:
- Een permanente evaluatie.
- Een eindevaluatie enkel in de eerste examenperiode (geen 2e zittijd)
- Omschrijving
- Het artistieke proces is onderworpen aan permanente evaluatie.
- In de examenperiode is er een eindevaluatie door een jury.
Gezien de leereenheden onlosmakelijk op elkaar zijn betrokken, krijgt de student een algemeen eindcijfer dat een gemiddelde is van alle eindcijfers per leereenheid.
Dit eindcijfer per leereenheid is een afweging van de permanente evaluatie tegenover de resultaten van de eindevaluatie.
OP-leden
|
|