MASTERPROEF VRIJE KUNSTEN II
 
Wordt gegeven in Master in de beeldende kunsten - afstudeerrichting: Vrije kunsten
Hoorcollege [A] 0.0
Werkcollege [B] 36.0
Begel. zelfst./extern werk [C] 180.0
Totale studietijd [D] 626.0
Studiepunten [E] 21
Niveau  
Creditcontract? toelating nodig
Examencontract? toelating nodig
Onderwijstaal Nederlands
Titularis Paul Casaer
Referentie AMBKUV01A00002
 
Trefwoorden
H700 / Masterproef.

Doelstellingen
Het opleidingsonderdeel Masterproef voor 21 studiepunten vormt samen met de Masterproef voor 9 studiepunten het masterproject met als doel de vorming tot beeldende kunstenaars / ontwerpers die hun eigen visie/ideeën kunnen coördineren, structureren, concretiseren en realiseren.

In dit opleidingsonderdeel, behorende tot de Masterproef (21 studiepunten) toont de student dat hij op een persoonlijke en zelfstandige manier een origineel kunstwerk en/of ontwerp kan verwezenlijken.

Dit werk getuigt van een creatieve en kritische ingesteldheid t.o.v. de aangewende media en de beeldende kunst in het algemeen.
De verworven competenties stellen de student in staat om een werk te realiseren dat voldoende kwaliteit bezit om een confrontatie met het veld van kunst en vormgeving te doorstaan en dat getuigt van een zelfstandig beoefenen van de kunsten op het niveau van een beginnend onderzoeker / vormgever/ kunstenaar.

De student maakt een keuze binnen één van de afstudeerrichtingen Master beeldende kunst: Fotografie, Grafisch ontwerp, Multimediale vormgeving, Mode, Textielontwerp en Vrije Kunsten.

Leerinhoud
Thematisch, verdiepend, onderzoekend, gericht op finaliteit van de opleiding.

De masterproef is een artistiek afstudeerproject dat twee direct op elkaar betrokken componenten omvat:
A) de ontwikkeling van beeldend werk, een proces dat zich uitkristalliseert en bestendigt in beeldend werk getoond in de vorm van een tentoonstelling of een presentatie met publiek karakter.
De basis van dat proces is atelierwerk gesteund door een inhoudelijke vraagstelling die geformuleerd en onderzocht wordt.
De student realiseert autonoom een kunstwerk.
Het werkproces steunt op:
- Reflectie op het eigen werk en via deze reflecties het werk bijsturen.
- Oordelen en besluiten nemen in een onzekere context.
- Onderzoek gericht op het uitbreiden van kennis en inzichten door originaliteit en creativiteit in de beeldende kunst te stimuleren.
- Artistiek / professioneel werken in een multidisciplinaire omgeving.

B) een werkdossier.
De student maakt over de twee opleidingsonderdelen van de masterproef één werkdossier.
Met een werkdossier wordt een permanente rapportage bedoeld.
Het is het verslag van het werken in mastercontext.
Het behelst een overzichtelijk gedocumenteerd en zo helder mogelijk omschreven geheel van alle relevante elementen uit het ontwikkelingsproces waarin het beeldend werk zich heeft gevormd.
Dit dossier is dus het relaas dat de artistieke keuzes, thematische referenties, plastische ontwikkelingen, beschouwende uiteenzettingen, aangeboord bronnenmateriaal, ... in zich verzamelt en ontsluit.
De omvang en de vorm is afhankelijk van de afstudeerrichting en van het gekozen project.
Het werkdossier wordt voortgezet en gefinaliseerd.

Begincompetenties
Student bezit tenminste de eindcompetenties van de hoofdateliers uit de derde bachelor.
Het geslaagd zijn voor het opleidingsonderdeel masterproef (9 studiepunten) of het volgen van dat opleidingsonderdeel in het zelfde academiejaar is noodzakelijk.

Eindcompetenties
Algemene competenties

1) Beeldend werk maken op basis van een eigen artistieke visie.
De student maakt zijn artistiek onderzoek zichtbaar in zijn beeldend werk.
- het beeldend werk voegt een originele bijdrage toe aan het veld van kunst en vormgeving
- het werk getuigt van een ontwikkeling die in relatie staat tot de actuele dynamiek en het discours in het veld van kunst en vormgeving.
- de student is in staat om de beeldende middelen te laten aansluiten bij het inhoudelijk discours dat in het werk vervat zit.
Hij /zij kan een inspirerende en functionele werksituatie voor zichzelf opzetten en in stand houden
- de eindpresentatie sluit aan bij de inhoudelijke premisses van het werk en gebeurt op het professioneel niveau van een beginnend beeldend kunstenaar, vormgever, ontwerper of fotograaf.

2) De student moet de specifiek bij het vakgebied horende vaardigheden bezitten om het eigen masterproject te formuleren, op te zetten en te finaliseren op professioneel niveau..
Dit blijkt onder meer uit:
- de eigen artistieke visie moet helder geformuleerd worden door de initiële opzet en intenties van het werk te beschrijven, op te volgen en te finaliseren in het werkdossier.
- eigen beeldend werk kunnen presenteren en toelichten.
- een actieve bijdrage kunnen leveren in samenwerkingsverband met respect voor de rol en participatie van alle betrokkenen; Samen kunnen werken in een multidisciplinaire omgeving.
- het kunnen toepassen van paradigma's in het domein van de kunsten en het kunnen aanduiden van de grenzen van paradigma's in functie van de ontwikkeling van de masterproef.
- over voldoende technische en productionele competenties beschikken en deze zichtbaar maken in het Masterproject.
- over voldoende gedrevenheid beschikken om zich te ontplooien en profileren in het eigen vakdomein.

3) De student kan de eindcompetenties van de masterproef implementeren binnen het artistiek proces binnen zijn afstudeerrichting.

Leermaterialen
::Voor meer informatie, klik hier::
De school voorziet in technische uitrusting in de respectievelijke ateliers.

Studiekosten
De kosten zijn afhankelijk van de aard van het project.

Studiebegeleiding
Steeds mogelijkheid tot een persoonlijke afspraak met de docent, begeleiders.

Onderwijsvormen
Werkatelier, begeleiding van mentoren.
De student werkt zelfstandig en wordt individueel opgevolgd.
Het project van de student wordt individueel of in groep besproken.

Evaluatievorm
Gedurende het gehele opleidingsonderdeel is er formatief assessment van de mentoren

De quotering van het opleidingsonderdeel “masterproef 2”:
- De quotering is het resultaat van de procesevaluatie en de productevaluatie en telt respectievelijk voor 1/3 en 2/3 van de punten.
- Voor de samenstelling van de examenjury onderscheiden we per student:
- - de interne jury: interne mentoren waarvan een mentor uit de praktijk aangeduid wordt als titularis en puntendrager
- - de externe jury: de groep van externe juryleden
- De “interne jury” kent de punten toe voor de “procesevaluatie” en de “externe jury” de punten voor de “productevaluatie”.
- De praktische coördinator Master is de voorzitter van de jury, tenzij er iemand anders wordt aangeduid.

.Algemeen
- Verplichte deelname aan de onderwijs- en studieactiviteiten.
- Werkstukken moeten op vastgestelde data worden ingediend of gepresenteerd.
- Bij wettige afwezigheid van de student moeten de werkstukken door iemand anders worden ingediend.
- Evaluatie tijdens de 2de examenperiode, geen 2de zittijd.

OP-leden
Mentoren.
Een praktijkdocent en een theoriedocent, gekozen door de student.
De praktijkdocent is titularis van het opleidingsonderdeel.