Trefwoorden Chemie, Metaalkunde
Doelstellingen Vanuit de studie van de metaalkundige structuren en eventuele thermische behandelingen van metalen en legeringen leert de student het verband zien met de eigenschappen en praktische toepassingen van de diverse staalsoorten, gietijzer en de belangrijkste non-ferro legeringen.
Leerinhoud Het vak handelt over de eigenschappen en toepassingen (in relatie tot de metallografische structuren) van de belangrijkste ferro en non-ferro metalen en legeringen : staal, gietijzer, koper en zijn legeringen,
aluminium en zijn legeringen, lood en zijn legeringen, zink en zijn legeringen, nikkel en zijn legeringen, kobalt en zijn legeringen, superlegeringen.
Begincompetenties Volgt op “Metaalkunde I” uit het keuzepakket “Industriële Chemie en Kunststoffen” van het 3de jaar Bachelor Industriële Wetenschappen Chemie.
Eindcompetenties Kerncompetentie 1:
In staat zijn om chemische/biochemische analyses uit te voeren en toe te passen op proces- en productcontrole (SC3), meer bepaald van toepassing op de metaalkunde:
• Herkennen van metallografische structuren bij microscopisch onderzoek.
• Correleren van deze structuur aan de materiaaleigenschappen.
Algemene competentie 1:
In staat zijn om wetenschappelijke paradigma’s binnen hun grenzen toe te passen (AWC2); meer bepaald van toepassing op:
• Begrijpen hoe de microstructuur van metalen verwant zijn aan hun materiaalkundige eigenschappen.
• Begrijpen hoe warmte- of andere nabehandelingen de eigenschappen van metalen beïnvloeden.
Algemene competentie 2:
In staat zijn om kritisch, creatief en wetenschappelijk te denken, te oordelen en te handelen (SC1), meer bepaald in verband met metallografische structuren.
Leermaterialen ::Voor meer informatie, klik hier:: Cursus beschikbaar.
Studiekosten ca. 5 euro
Studiebegeleiding Op afspraak.
Onderwijsvormen Voor de theorie: hoorcolleges
Voor de oefeningen: labo
Evaluatievorm Theorie: mondeling examen met schriftelijke voorbereiding.
Geleide oefeningen: permanente evaluatie en test.
Wegingscoëfficiënt :
Theorie : 80%
Oefeningen : 20%
De beoordeling en het tot stand komen van de eindquotatie van opleidingsonderdelen gebeurt via het wiskundige gemiddelde volgens de toegekende coëfficiënten. Indien nochtans op één van de onderscheiden vakken (delen van opleidingsonderdelen) 7 of minder op 20 wordt behaald, kan worden afgeweken van deze rekenkundige berekening van de eindquotatie van het opleidingsonderdeel en kunnen de punten bij consensus worden toegekend.
OP-leden Quintelier Jan
Ragaert Kim
|
|