Trefwoorden
projectwerk, P170, P175, T120
Doelstellingen
De masterproef vormt de finale brug tussen het onderwijs en de job als ingenieur. Een van de belangrijkste vaardigheden die een afgestudeerde informaticus moet verworven hebben is dat hij/zij in de informatiemaatschappij kan zoeken naar antwoorden op vragen en zo oplossingen vindt voor problemen. In de masterproef moet dit dan ook worden aangetoond. Dit eindwerk is niet zomaar een toepassing op theorie uit een van de cursussen; de masterproef bevat vernieuwende onderdelen, die niet aangeleerd worden in andere opleidingsonderdelen. Dit moet resulteren in zelfvertrouwen, in eigen creativiteit en kunnen, het neerschrijven van een technisch verslag en het voorstellen van verworven kennis en kunde voor een jury.
Leerinhoud
De opdracht van de masterproef kan erg verscheiden zijn. Bij voorkeur kadert ze in onderzoekslijnen van de vakgroep, het departement of de associatie, maar ze kan ook een sociaal maatschappelijk nut dienen of ten dienste staan van de nijverheid. Eventueel kan het de vrucht zijn van een eigen idee.
In ieder geval overstijgt het werk het triviale, getuigt het van het zich eigen maken van professionele tools en is het origineel in onderwerp, aanpak of uitwerking.
Begincompetenties
Eindcompetenties verworven in de verplichte vakken uit de Academische Bachelor Informatica en in de verplichte opleidingsonderdelen uit de Master Informatica.
Eindcompetenties
Kerncompetentie 1:
In staat zijn om onderzoeksopdrachten zelfstandig uit te voeren op het niveau van een beginnend onderzoeker. (AIC4)
Onder meer:
- In staat zijn om relevante wetenschappelijke en technische informatie adequaat te verzamelen en te verwerken. (AC2)
- In staat zijn om onderzoeksmethoden en technologieën adequaat aan te wenden en te ontwikkelen. (AWC1)
- In staat zijn om wetenschappelijke paradigma's binnen hun grenzen toe te passen. (AWC2)
Kerncompetentie 2:
In staat zijn om kennis en inzichten uit te breiden op een creatieve en originele wijze. (AWC3)
Onder meer:
- In staat zijn om blijvend creatief en wetenschappelijk te denken, te oordelen en te handelen. (AC1)
- In staat zijn om verschillende vormen van hedendaagse programmeertechnieken, -omgevingen en -talen in theorie te kunnen verwerven en die vlot in de praktijk te kunnen toepassen. (SC2)
Kerncompetentie 3:
In staat zijn om principes van gevorderd softwareontwerp toe te passen met het oog op productie, onderhoud en kwaliteit. (SC1)
Onder meer:
- In staat zijn om complexe problemen adequaat op te lossen. (AC3)
- In staat zijn om te ontwerpen, te onderzoeken, te analyseren en te diagnostiseren. (AIC3)
Algemene competentie 1:
In staat zijn om adequaat te communiceren over het eigen onderzoek en probleemoplossingen zowel met leken als met vakgenoten. (AC4)
Onder meer:
In staat zijn om samen te werken in een multidisciplinaire omgeving. (AWC4)
Algemene competentie 2:
In staat zijn om met de nodige kritische zelfreflectie te oordelen en te handelen binnen een onzekere context. (AC5)
Onder meer:
- In staat zijn om wetenschappelijk-disciplinaire inzichten toe te passen op complexe ingenieurstechnische problemen. (AIC1)
- In staat zijn om relevante nieuwe technologieën en/of theorieën te leren kennen, te assimileren, te implementeren en te gebruiken. (AIC2)
Leermaterialen
::Voor meer informatie, klik hier::
Syllabus met informatie over de scriptie, richtlijnen online.
Studiekosten
Kosten voor het maken en reproductie van de scriptie, eventueel vervoer naar bedrijf.
Studiebegeleiding
Individuele begeleiding door een promotor van de vakgroep informatica en eventueel ook door een externe promotor.
Onderwijsvormen
projectwerk
Evaluatievorm
Promotoren, lezers en juryleden beoordelen het eindresultaat. Hierbij wordt rekening gehouden met de voorstelling tijdens de opendeurdag, een website die het eindwerk toelicht, de scriptie, de mondelinge presentatie en verdediging. Zie ook richtlijnen online en de departementale aanvullingen.
OP-leden
Vakgroep Informatica
|
|
