Trefwoorden Kunststoffen, Composieten, Additieven, Karakterisering
Doelstellingen partim “Kunststofmaterialen” (theorie):
De student wordt geleerd een keuze te maken uit het groot aantal kunststofmaterialen met zijn vele, meestal uiteenlopende eigenschappen.
Hij moet zich hierbij laten leiden door de gebruiksomstandigheden van het eindproduct, door de fabricatiemogelijkheden, maar ook economische factoren en milieu-impact spelen een rol. Dit alles wordt met een aantal praktische realisaties geïllustreerd.
partim “Additieven” (theorie):
Zonder het gebruik van toevoegstoffen zijn de meeste kunststoffen slechts beperkt functioneel. Door een gepaste keuze van een bepaald additief kunnen de eigenschappen worden bijgestuurd. De student moet weten hoe de keuze te maken en wat de werking is.
partim “Composietmaterialen” (theorie):
Het doel is een overzicht te geven van de diverse grondstoffen en fabricatietechnieken die bij deze groep van “Nieuwe Materialen” worden gebruikt. Ook wordt een inleiding gegeven tot de sterkteberekeningen met het oog op de uitvoering van eenvoudige ontwerpen.
partim “Karakterisering” (oefeningen):
De student wordt geleerd over het waarom van het testen en hoe ze worden uitgevoerd. Zowel fysische, mechanische en fysico-chemische testen komen aan bod. Hij leert de testresultaten gegenereerd volgens internationale normen, te interpreteren.
Leerinhoud partim “Kunststofmaterialen” (theorie):
Grondige bespreking v.d. commerciële polymeren... inclusief de polyolefinen en de overige vinylpolymeren, de condensatie- en de engineering kunststoffen en verder de rubbers en de thermoharders. Telkens worden de mechanische, fysische en chemische eigenschappen, verwerking en toepassingen, speciale types en varianten (blends, copolymeren) besproken.
partim “Additieven” (theorie):
Toepassing van anti-oxidantia, UV-stabilisatoren, weekmakers en stabilisatoren voor PVC, glijmiddelen, vulstoffen en versterkingsmiddelen, pigmenten en kleurstoffen, brandvertragende toevoegstoffen, antistatica, anti-blockingsmiddelen, emulgatoren, vernetters, kiemvormende producten.
partim “Composietmaterialen” (theorie):
Definitie en situering; toepassingsmogelijkheden van de diverse materialen met hun eigenschappen; fabricageprocessen; eenvoudige sterkteberekeningen aan composietstructuren.
partim “Karakterisering” (oefeningen):
Mechanische karakterisering (trek-, buig-, hardheid,….), fysische (Vicat, HDT, verouderingstesten, optische proeven,…), verwerkingskarakteristieken (reologische metingen, MFI,… ), fysico-chemisch (IR, thermische analyse, viscositeitsmetingen .).
Begincompetenties De student moet een voldoende basis hebben van kunststoffen en van de algemene materiaaleigenschappen.
Eindcompetenties Kerncompetentie 1:
In staat zijn om gevorderde interdisciplinaire technologische kennis te verwerven en specifieke praktijkvaardigheden te beheersen (SC5)(SC13EM)
Onder meer:
vanuit materialen- en grondstoffenkennis, fabricatiemogelijkheden, economische factoren en milieu-impact voorstellen formuleren voor concrete toepassingsmogelijkheden van kunststoffen en composieten.
Kerncompetentie 2:
In staat zijn om chemische / fysische / mechanische analyses uit te voeren en toe te passen op proces- en productcontrole (SC3)(SC13EM) en dit bvb. tijdens de praktische oefeningen “kwaliteitscontrole kunststoffen”.
Kerncompetentie 3:
In staat zijn om verantwoord om te gaan met milieu, veiligheid en gezondheid in laboratoria en productieprocessen (SC7)(SC13EM);
Onder meer:
impact van grondstoffen, additieven en materialen hierop.
Algemene competentie 1:
In staat zijn om blijvend creatief en wetenschappelijk te denken, te oordelen en te handelen over onderhavige materie (AC1),
Onder meer:
over de al of niet inzetbaarheid van kunststoffen, rubbers en composieten in bepaalde toepassingen (algemene materialenkennis).
In staat zijn om adequaat te communiceren over de praktische opdrachten (preliminair onderzoek) en probleemoplossingen zowel met leken als met vakgenoten (AC4)
Algemene competentie 2:
In staat zijn om onderzoeksmethoden en technologieën adequaat aan te wenden en te ontwikkelen (AWC1) bvb. bij het aanwenden van opdrachten tijdens de praktische oefeningen;
In staat zijn om samen te werken in een multidisciplinaire omgeving (materialen, fysica, chemie, elektromechanica) (AWC4)
Algemene competentie 3:
In staat zijn om wetenschappelijk-disciplinaire inzichten toe te passen op complexe ingenieurstechnische problemen bvb. realisaties in kunststof of composietmaterialen.(AIC1).
In staat zijn om relevante nieuwe technologieën en/of theorieën te leren kennen, te assimileren, te implementeren en te gebruiken (AIC2)
Leermaterialen ::Voor meer informatie, klik hier:: Cursus beschikbaar.
Verduidelijkingen, achtergrondinformatie en demonstraties, die tijdens de les worden gegeven, dienen door de student (naar eigen inzicht) zelf genoteerd te worden en vormen mee het studiemateriaal.
Cursus gebaseerd op:
* “Plastics Materials”, J.A. Brydson; Butterworths, 1989.
* “Saechtling Int. Plastics Handbook”, W. Woebcken; Hanser Publishers, 1995.
* “Analysis & Performance of Fiber Composites”, B.D.Agarwal and L.J.Broutman; Wiley Interscience, 1990.
* “Guide Pratique des Materiaux Composites”, M.Geier et D.Duedal; Technique et Documentation, Paris, 1985.
* “Plastics Additives Handbook”, Gächter und Müller, Hanser Publishers, 1995
* ASTM-, DIN-, ISO-,…. normen; handleidingen toestellen.
* recente publicaties in div. tijdschriften of boeken.
Bijkomende (facultatieve) literatuur: zie uitgebreide referentielijst in de cursus en de geciteerde werken.
Studiekosten Cursus en kopies oefeningen: ong. 10 EUR
Studiebegeleiding Studenten kunnen, na afspraak, individueel of in groep, bij de betrokken docent terecht voor bijkomende uitleg.
Onderwijsvormen Theorie: hoorcolleges.
Oefeningen: labo, demonstraties, waarbij de eventuele achterliggende informatie zelfstandig dient opgezocht (bvb. in de literatuur).
Evaluatievorm Theorie: schriftelijk examen met mondelinge toelichting” na afloop van de cursus: open vragen m.b.t. cursus en lesnota’s.
Geleide oefeningen: permanente evaluatie en test.
Wegingscoëfficiënt :
Theorie : 67%
Oefeningen : 33 %
De beoordeling en het tot stand komen van de eindquotatie van opleidingsonderdelen gebeurt via het wiskundige gemiddelde volgens de toegekende coëfficiënten. Indien nochtans op één van de onderscheiden vakken (delen van opleidingsonderdelen) 7 of minder op 20 wordt behaald, kan worden afgeweken van deze rekenkundige berekening van de eindquotatie van het opleidingsonderdeel en kunnen de punten bij consensus worden toegekend.
OP-leden Vanhee Paul , Cardon Ludwig
|
|