Trefwoorden Keuzehoeken, sociale vaardigheden, axenroos, omgaan met emoties, kinderangsten, kindermishandeling, autisme, actualiteit, proefactiviteiten.
Doelstellingen
Kennis en vaardigheden:
Inzicht hebben inde sociaal-affectieve ontwikkeling van de kleuter.
Kennen de verschillende axen die mensen kunnen innemen.
Inzicht hebben in de visie van de axenroos.
Het sociaal gedrag van mensen kunnen plaatsen op de axenroos.
Verschillende manieren aangeven om de axenroos te implementeren in de kleuterklas.
Inzicht hebben in de manieren waarop sociale vaardigheden gestimuleerd kunnen worden bij kleuters.
Inzien hoe de bewustwording van gevoelens, het zelfvertrouwen en de sociale interactie gestimuleerd kunnen worden in de kleuterklas.
Kennen de verschillende soorten kinderangsten.
Inzien hoe weerbaarheid bij kinderen gestimuleerd kan worden.
Kennen de verschillende soorten kindermishandeling.
Herkennen signalen van kindermishandeling.
Weten hoe vermoedens van kindermishandeling gemeld kunnen worden.
Inzien hoe het hoekenwerk de ontwikkeling van de kleuters bevordert.
Inzien hoe keuzehoeken in de kleuterklas georganiseerd kunnen worden.
Kunnen omgaan met kinderangsten in de kleuterklas.
Verschillende manieren om te werken aan de weerbaarheid van kleuters kunnen uitwerken.
Herkennen signalen van autisme. Kunnen een omschrijving geven van de kenmerken van autisme.
Raadplegen diverse informatiebronnen bij het ontwikkelen van didactisch materiaal, voorbereidend werk en het bijhouden van de actualiteit. Bereiden in groep een kleuteractiviteit voor. Kunnen een gegeven proefactiviteit kritisch bespreken.
Attitudes:
Kritische houding
Relationele gerichtheid
Zin voor samenwerking Verantwoordelijkheidszin Organisatievermogen
Een meer gedetailleerde lijst van doelstellingen bevindt zich in de syllabus.
Leerinhoud
Sociale vaardigheden
Kinderangsten
Omgaan met emoties
Kindermishandeling
Keuzehoeken
Autisme
Proefactiviteiten (leergebiedoverschrijdend)
Actuele maatschappelijke thema's op onderwijskundig en pedagogisch vlak
Begincompetenties
Eindcompetenties opleidingsonderdeel Pedagogiek 1 en 2, Stage 1 en 2, Pedagogisch didactisch atelier 2.
Eindcompetenties Verwijzend naar het decretaal vastgelegde opleidingsprofiel voor de 'Professionele Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs', wordt gewerkt aan volgende basiscompetenties:
Functioneel geheel 1: De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen
1.1.1. verzamelt informatie over de beginsituatie van de kleuters en de klas
1.1.2.1. verzamelt voor elke te begeleiden activiteit informatie i.v.m. de didactische beginsituatie en houdt hierbij rekening met de leefwereld van de kleuters
1.1.2.2. verzamelt voor elke te begeleiden activiteit informatie i.v.m. de didactische beginsituatie en houdt hierbij rekening met de persoonsontwikkeling van de kleuters
1.2.1. baseert zich op de beginsituatie om de doelstellingen te kiezen
1.2.3.2. formuleert de zelfgekozen doelstellingen in functie van de ontwikkelingsdoelen, de ontwikkelings- en leerlijnen en het gebruikte leerplan
1.2.5. formuleert de zelfgekozen doelstellingen in concreet waarneembaar kleutergedrag gebaseerd op de didactische beginsituatie
1.3.1.1. kiest de leerinhouden rekeninghoudend met de beginsituatie en de doelstellingen
1.4.2.1. werkt een aanbod uit dat aansluit bij de leefwereld en de motivatie van de kleuters
1.4.2.2. werkt een aanbod uit dat aansluit bij de leefwereld en de motivatie van de kleuters, rekening houdend met de diversiteit binnen de groep
1.5.1. kiest de werkvormen in functie van de doelstellingen
1.5.2. kiest de groeperingvormen in functie van de doelstellingen
1.5.3. kiest en gebruikt multimedia functioneel
1.5.4.1. doseert en timet de activiteiten rekeninghoudend met het concentratievermogen van de kleuters
1.5.4.2. differentieert binnen de klasgroep rekening houdend met de individuele verschillen tussen kleuters
1.5.4.3. begeleidt het hoekenwerk: één hoek inhoudelijk begeleiden, de andere hoeken superviseren (oogcontact, inhoudelijke tussenkomsten, ...)
1.5.4.5. organiseert en begeleidt hoekenwerk op basis van verschillen in interesse en niveau bij de kleuters
1.6.1. kiest zelf didactische ontwikkelingsmaterialen in functie van de didactische beginsituatie
1.7.2. biedt zo veel mogelijk echt en concreet materiaal / situaties aan om de kleuters te boeien (aanschouwelijkheidprincipe)
1.7.3.1. brengt a.d.h.v. een motiverende instap, boeiend didactisch materiaal, uitdagende vragen, wisselende didactische werkvormen ... de kleuters op een hoger ontwikkelingsniveau (motivatieprincipe)
1.7.3.2. werkt een aantal activiteiten ervaringsgericht uit met het oog op betrokkenheid en welbevinden van de kleuters
1.7.4.1. stimuleert de kleuters al doende te leren (activiteitsprincipe)
1.7.4.2 stimuleert de kleuters in hun ontwikkeling via probleemstellend onderwijs
1.7.5.1. biedt kleuters de kans tot ontdekkend leren
1.11.1. voert doelgerichte gesprekken met de kleuters in Standaardnederlands
1.11.2.1. brengt geschreven teksten op een correcte en voor de kleuters verstaanbare manier mondeling over
1.11.2.2. gebruikt een taal die past bij het begripsvermogen van de kleuters
1.11.3. formuleert in Standaardnederlands op een voor de kleuters verstaanbare manier vragen, opdrachten en feedback, eventueel met non-verbale ondersteuning
1.11.4. formuleert via beeldtaal (pictogrammen, prenten, …) op een voor de kleuters verstaanbare manier, vragen en opdrachten
1.12.1.1. differentieert naar ontwikkelingsniveau (cognitief, sociaal, affectief, psychomotorisch) via het werken met groepen / hoekenwerk
1.12.1.2. differentieert naar interesse van de kleuters via het werken met groepen / hoekenwerk
1.12.1.3. differentieert naar nood aan begeleiding en instructies via het werken met groepen / hoekenwerk
1.12.1.5. differentieert naar leertempo via het werken met groepen / hoekenwerk
Functioneel geheel 2: De leraar als opvoeder
2.1.1.1. biedt kleuters de ruimte om zich te uiten
2.1.1.2. streeft luisterbereidheid naar elkaar na bij de kleuters
2.1.2. creëert een veilige en vertrouwelijke sfeer door o.a. respect voor de keuzes en inbreng van de kleuters te tonen. (positief leefklimaat.)
2.1.3.1. oefent zich in het gepast omgaan met de gevoelens van de kinderen: luistert actief en vertoont aandachtgevend gedrag
2.1.3.2. geeft gedragsgerichte feedback: maakt eventueel gebruik van ik - boodschappen
2.1.4. stelt zijn omgang in vraag met het oog op een groeibevorderende relatie met elk kind
2.2.1.1. aanvaardt en respecteert de sociale en culturele eigenheid van elk kind
2.2.4. biedt, door de keuze van werkvormen, het maken van afspraken, het kind kansen tot mondigheid, zelfstandigheid, eigen initiatief, verantwoordelijkheid en participatie
2.3.1. vertoont voorbeeldgedrag op gebied van sociale omgang 2.3.2. brengt waardegevoelige onderwerpen ter bespreking
2.6.3. laat het kind in zijn waarde en zorgt voor het algemeen welbevinden van elke kleuter
Functioneel geheel 3: De leraar als inhoudelijk expert
3.1.1.1. beheerst de basiskennis en -vaardigheden voor de te begeleiden activiteiten
3.2.1.1. past de verworven kennis en vaardigheden toe bij het voorbereiden van de activiteiten
3.2.1.2. past de verworven kennis en vaardigheden toe bij het begeleiden van de activiteiten
Functioneel geheel 4: De leraar als organisator
4.1.1.1. laat de activiteit rustig en ordelijk verlopen
4.1.1.2. zorgt voor een goede organisatie in functie van een leerbevorderende omgeving
4.1.1.5. zorgt dat de kleuters weten wat, waar, wanneer en waarom ze iets doen (daglijn, hoekenwerk)
4.2.2.1. voorziet een gepaste timing voor de verschillende fasen in een activiteit
4.3.1. leeft de gemaakte afspraken inzake administratieve verplichtingen op een correcte wijze na (zie stagereglement)
4.4.1.2. stelt werkmateriaal ordelijk, veilig en vlug bereikbaar voor de kinderen op
4.4.2.1. kiest een klasschikking die zeer snel kan aangepast worden aan de gekozen didactische werkvorm
4.4.2.2. richt hoeken uitnodigend, veilig en stimulerend in
4.4.2.3. richt hoeken uitnodigend, veilig, stimulerend en aangepast aan het thema in
Functioneel geheel 5: De leraar als innovator / onderzoeker
5.1.1. wendt vernieuwende inzichten vanuit de reacties van de kleuters en vanuit de opleiding in het klasgebeuren aan
Functioneel geheel 9: De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap
9.1. treedt met o.a. medestudenten en mentoren in discussie over onderwijskundige thema’s
9.2. treedt met o.a. medestudenten en mentoren in discussie over de rol van het onderwijs in de samenleving en over de plaats van de leraar daarin
Functioneel geheel 10: De leraar als cultuurparticipant
10.1. volgt en benadert kritisch actuele thema’s en ontwikkelingen op via het journaal, nieuwsduidingsprogramma’s, kranten, internet, software, tijdschriften, bezoeken aan musea enz. in verband met het sociaal-politiek domein; het sociaal-economisch domein, het levensbeschouwelijk-ethisch domein, het cultureel-ethisch domein, het cultureel-wetenschappelijk domein
ATTITUDES
A1. Beslissingsvermogen, A2. Relationele gerichtheid, A3.Kritische ingesteldheid, A4. Leergierigheid, A5. Organisatievermogen, A6. Zin voor samenwerking, A7. Verantwoordelijkheidszin, A8. Flexibiliteit
Leermaterialen ::Voor meer informatie, klik hier:: Syllabus, artikels uit pedagogische tijdschriften, teksten van gastsprekers, video’s , ontwikkelingsdoelen en leerplannen
Studiekosten
32 euro
Studiebegeleiding Individuele hulp bij voorbereidingen, mogelijkheid tot vraagstelling m.b.t. leerinhouden tijdens de lessen, monitoraat na afspraak.
Onderwijsvormen
Groepsdiscussies, onderwijsleergesprek, kringgesprek, microteaching, rollenspel, individueel werk, groepswerk, begeleid zelfstandig werk, evaluatiegesprek, doceren, klasgesprek, video.
Evaluatievorm Diploma- en Creditcontract:
eerste zittijd:
75% examen
10% taken 15% permanente evaluatie
Tweede zittijd:
75% examen 10% taken
15% permanente evaluatie wordt overgeheveld van eerste naar tweede zittijd.
Examencontract:
inschrijven voor een examencontract kan enkel mits een bijkomende inschrijving van een diplomacontract
OP-leden
Lien COPPENS;
Katrien DURINCK
|
|