Trefwoorden H003, H870, H390, geschiedenis, theater , acteurs en regisseurs, toneelauteurs
Doelstellingen Dit opleidingsonderdeel op inleidend niveau is de theoretische kerndiscipline die verbonden is met het kernvak "drama" en met alle andere theoretische vakken.
Spelers en theatermakers moeten een voldoende groot referentiekader hebben om hun werk te toetsen. De student moet inzicht krijgen in het verleden en heden van zijn eigen kunstdiscipline zodat hij/zij permanent het eigen functioneren kan toetsen aan de voorbije en bestaande podiumverwezenlijkingen.
Daarom ondersteunt dit vak ook alle andere theoretische vakken van bachelor 1 maar tevens van de volgende bachelorjaren.
Het is tevens de bedoeling dat de student toneelstukken, toneelliteraire teksten uit de literaire canon leest, een soort literatuurlijst opbouwt. Interpretatie van teksten kan o.a. door een toetsing aan "herinnerde teksten". Intertekstualiteit is immers een van de hedendaagse elementen van de huidige kunstpraxis
Leerinhoud De cursus geeft een overzicht van belangrijke historische momenten uit het westerse theater.
Het gaat om de ontwikkeling van het westerse theater, de speelomstandigheden, en de historische context.
De cursus overloopt encyclopedisch de belangrijkste figuren, en hun verwezenlijkingen in het theater.
De studenten verwerven kennis en inzicht van en in de belangrijkste toneelliteraire auteurs, hun genres en stijlen, en de thematiek van toneelstukken.
In deze leerperiode wordt de klemtoon gelegd op die periodes en toneelstukken waarbij de “gesloten vorm” dominant is.
Begincompetenties
Eindcompetenties 1. kennis en inzicht hebben verworven van de algemene en grote periodes van de theatergeschiedenis van het westen en die kunnen relateren aan de algemene geschiedenis
2. kennis hebben van de belangrijkste feiten en figuren van de westerse theatergeschiedenis en inzicht in hun plaats in de loop van de geschiedenis en vandaag (met specifiek degenen die onder de categorie “gesloten vorm” kunnen gerangschikt worden).
3. een literatuurlijst van gelezen en geziene toneelstukken opgebouwd hebben en die teksten op een correcte manier historisch en inhoudelijk kunnen interpreteren en aanhalen
● inzicht hebben welke verschillende soorten theoretische werken over theater te raadplegen zijn
4. Algemene competentie: Kritische ingesteldheid: mondeling een kritische reflectie kunnen geven over en van een theaterverwezenlijking, van een bepaald toneelstuk naar inhoud, genre, periodische stijlkenmerken
Leermaterialen ::Voor meer informatie, klik hier:: syllabus
Literatuur, toneelvoorstellingen, videofilms, DVD’s.
handboeken: Phyllis Hartnoll (1987), "Geschiedenis van het theater". Amsterdam: International Theatre Bookshop en B. Hunningher (1994), "De opkomst van modern theater". Amsterdam: International Theatre Bookshop
Toneelstukken al dan niet in vertaling :
Euripides, Hippolytus;
Seneca, Phaedra ;
Racine, Phèdre ;
Claus, Phaedra;
Kane, Phaedra’s Love
Andere teksten
Studiekosten Kost voor aanschaf van (vermelde en andere) boeken, kopies van fragmenten, ontleningskosten.
Studiebegeleiding individueel op afspraak met de docent
Onderwijsvormen Hoorcollege en werkcollege
Individuele opdrachten
Zelfstudie individueel
Evaluatievorm Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding en met open vragen aan de hand van opdrachten en literatuurlijst
evaluatie van tijdens academiejaar gegeven opdrachten (schriftelijk en mondeling)
Examenmogelijkheid in 1ste en 2de zittijd
OP-leden Martine De Gos
|
|