INSTRUMENT- OF ZANG - SOLOPRAKTIJK B V
 
Wordt gegeven in 3de jaar Bachelor in de specialisatie klassieke muziek, Klassieke Muziek - afstudeerrichting: Uitvoerende muziek
Hoorcollege [A] 0.0
Werkcollege [B] 12.0
Begel. zelfst./extern werk [C] 258.0
Totale studietijd [D] 270.0
Studiepunten [E] 9
Niveau  
Creditcontract? toelating nodig
Examencontract? toelating nodig
Onderwijstaal Nederlands
Titularis Nog niet bepaald
Referentie MBMUZU03A00028
 
Trefwoorden
h820-muziek-instrument; h830-muziek-zang

Doelstellingen
Het opleidingsonderdeel Instrument- of zang -solopraktijk is het kern-opleidingsonderdeel van deze specialisatie. Alle andere opleidingsonderdelen zijn er aan gerelateerd . Het wil studenten helpen zich te ontwikkelen tot musicus, met dien verstande dat niet alleen het technisch-motorische aan bod komt, maar eveneens alle cognitieve en affectieve aspecten van de uitvoeringspraktijk. Uiteindelijk doel is het aanreiken van alle mogelijke informatie die de student in staat moet stellen om zelfstandig tot een gefundeerde uitvoering te komen, daarbij rekening houdend met de steeds wijzigende omstandigheden in een zich steeds vernieuwend heden.

Leerinhoud
Instrument- of zang onderricht is een individueel onderricht.
Het traject dat voor de student uitgestippeld wordt, is daarom voor een deel bepaald door de voorkennis, de specifieke aanleg en het talent van iedere student. Bepaalde aspecten zijn lineair geordend, zoals ontwikkelen van musiceervaardigheid, andere zijn eerder thematisch geordend, bv. het exploreren van een stijlen.
Het individuele, ambachtelijke en artistieke aspect van dit onderwijs zorgt voor een unieke relatie "meester-leerling" . Meester kan hier zowel deskundige, coach, mentor als vertrouwenspersoon en /of vriend betekenen. Hij biedt de student - op zijn individueel niveau - alle mogelijkheden aan om zijn instrument op een professioneel-technisch niveau te leren beheersen en hij helpt de student om zijn artistiek, creatief en emotioneel potentieel tot uitdrukking te laten komen

REGELGEVING

1.De vereiste tijdsduur van het repertoire en recitals

        Eerste Bachelor: recital van 20 minuten + repertoire
        Tweede Bachelor: recital van 20 minuten + repertoire
        Derde Bachelor: recital van 45 minuten + repertoire
        Eerste en tweede Master: recital van 60 minuten gekozen uit een repertoire van minimum 90 minuten

2.Regelgeving mbt examenprogramma en repertoire
- Over de 3 bachelor studiejaren heen dient het repertoire werk met vernieuwend karakter te bevatten van na 1950 en minstens één werk uit het Belgische repertoire.
-Over de 3 bachelor studiejaren heen dient het repertoire uit diverse stijlperioden gekozen te worden of een ruime stijldiversiteit te vertonen.
- Er dient aandacht besteed te worden aan het prima-vista spel.

De docent is verantwoordelijk voor de sturing en ernstige realisatie van de repertoirenormen.
De docent volgt de realisatie van het portfolio op en geeft feedback.
Uitzonderingen op de regelgeving dienen door de student aangevraagd worden bij de directie.

3. Zang-solopraktijk bevat het clusteronderdeel Tekststudie. Tekststudie omvat dictie in verschillende talen en vertaling uit diverse talen.
Tekststudie wordt gedurende 3 bachelorjaren aangeboden.
De evaluatie gebeurt in de tweede semester van elk bachelor studiejaar.

4. PORTFOLIO
De studenten van B1, B2 en B3 maken in DOKEOS een portfolio aan. Het portfolio is archiveert en documenteert het afgelegde studietraject voor dit opleidingsonderdeel; het is ook een instrument mbt zelfreflectie. Het portfolio wordt wekelijks bijgehouden door de student.

Het portfolio bevat minstens volgende elementen:
- een chronologisch overzicht van alle ingestudeerde werken (repertoire)
- documentatie over componist en werk, met nauwkeurige bronvermelding
- reflectie over de gespeelde werken
- detailopgave van het gepresenteerde examen; (dit wordt ook uitgeprint op de gestelde data aan het studentensecretariaat bezorgd).
- Beknopte en gefundeerde programmatoelichting bij het examenprogramma (dit wordt ook uitgeprint op de gestelde data aan het studentensecretariaat bezorgd).

Verdere gedetailleerde instructie wordt versterkt bij het begin van het academiejaar.

Examinering: zie rubriek 'evaluatievorm'.

5. Regelgeving Auditiepraktijk voor orkestinstrumenten

Voor wie?
Auditiepraktijk is een clusteronderdeel van 'Instrument- solopraktijk' van de studiejaren B 2-3 en M 1.
Het is verplicht voor alle ‘orkestinstrumenten’, uitgezonderd saxofoon en eufonium.
Het examen wordt ingericht in het eerste semester van de vermelde studiejaren.
(Voor deze twee disciplines worden hogere eisen gesteld op vlak van prima vista.)

Organisatie van het vak
De bibliografie en discografie van 'de orkesttrekken' wordt onderwezen in het opleidingsonderdeel Onderzoeksmethodiek II en III (onderdeel 'bibliografie van het repertoire'.
De technische en artistieke instudering van de orkesttrekken gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de docent         instrument.
De auditiepraktijk heeft plaats tijdens werksessies die georganiseerd worden door de docent co¨rdinator auditiepraktijk..

Inhoud van de werksessies:
- het voorspelen [eventueel voor een studentenpubliek] van de ingestudeerde orkesttrekken met inachtneming van de courant geldende criteria en daaraan gekoppelde feedback van de docent(en)
- de begeleiding van een te presenteren CV volgens de criteria die gelden in ons land en de omringende landen.

Aantal orkesttrekken / examenvereisten:
- 2° jaar: 5 orkesttrekken (ongeveer 5 minuten)
- 3° jaar: 10 orkesttrekken (ongeveer 10 minuten)
- 4° jaar:
        a) 10 orkesttrekken (ongeveer 10 minuten); van deze 10 orkesttrekken worden 3 orkesttrekken opgelegd.;
        de studenten ontvangen deze drie weken op voorhand.
        b) de expositie van een concerto (met pianobegeleiding) uit het standaardrepertoire van de auditiepraktijk;
        c) een prima vista opgave.

Opmerkingen mbt examenprogramma:
- Uit het repertoire van de orkestproducties, georganiseerd door het conservatorium - al dan niet in samenwerkingsverband met andere conservatoria – kan één relevante trek per werk geselecteerd worden.
- in het 4° jaar mogen orkesttrekken van een ‘secundair’ instrument in het repertoire opgenomen zijn (b.v. dwarsfluit mag trekken presenteren voor piccolo)
- het voorgespeelde concertodeel mag tot het repertoire behoren van het instrument – examenrepertoire.

Organisatie van het examen, verrekening der punten:
Zie rubriek evaluatievormen.

Opmerkingen i.v.m. de begeleiding van concerto voor studenten M1
- het gepresenteerde concerto dient begeleid te worden op piano;
- de begeleiding dient door de student twee maanden op voorhand aan de begeleider overhandigd;
( de student mag zijn eigen begeleiding organiseren en hiervoor beroep doen op student of externe begeleider)
- er wordt een repetitiesessie van 15 minuten met begeleider voorzien per student.
Deze sessie sluit redelijk aan bij het examen (b.v. voormiddag / namiddag of de dag ervoor, al naargelang de organisatiemogelijkheden)

De student presenteert aan de jury:
- overzichtslijst van zijn repertoire met opgave van de componist, naam van het werk, vermelding van jaar van compositie en indien mogelijk opgave opusnummer;
- deel van het werk waaruit het fragment getrokken werd;
- toevoeging van tempoaanduidingen of interpretatieaanduidingen die op het gespeelde fragment betrekking hebben.
- partituur in drievoud van enkel de voorbereide orkesttrekken, geordend volgens overzichtslijst.


Begincompetenties
Diploma secundair onderwijs en slagen voor de toelatingsproeven.

Eindcompetenties
• Heeft een behoorlijke muzikale sensibiliteit
• Heeft een open geest en het vermogen tot verwondering
• Bezit een behoorlijk muzikaal voorstellingsvermogen
• Heeft een behoorlijke technische vaardigheid waarbij de aanzetten van een eigen musiceerstijl en muzikale persoonlijkheid aanwezig zijn
• Leest behoorlijk goed op zicht
• Kan nieuw repertoire instuderen en op behoorlijk niveau onderzoekend, experimenterend en beschouwend, kennis, intuïties en emoties omvormen tot een muzikale uitvoering
• kan bestaande kennis over het hedendaagse en historische uitvoeringspraktijken op een behoorlijk niveau in praktijk brengen tijdens muziekuitvoeringen
• heeft, indien vereist voor de muziekstijl waarin men specialiseert, een verkenningsdrang ontwikkeld van het raakvlak van verschillende opvattingen, culturen, stijlen en genres
• Heeft aandacht en een open geest met betrekking tot niet westerse muziekculturen en uitvoeringspraktijken
• Kan, indien vereist voor de muziekstijl, diverse elektronische apparatuur, informatietechnologie en media behoorlijk aanwenden voor hun artistieke projecten
• Heeft een behoorlijke kennis van en inzicht in de disciplines noodzakelijk voor persoonlijk artistiek onderzoek in de muziek
• Heeft een behoorlijke attitude tot het verdiepen en verfijnen van de muzikale expressie
• beheerst op behoorlijk niveau de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties om zich als beginnend musicus te bewijzen
• documenteert en archiveert zijn werk op behoorlijk niveau
• Is gemotiveerd om de speeltechniek steeds verder te ontwikkelen en is gedreven om het muzikaal inlevingsvermogen verder te verfijnen. Vertoont hierbij een groot doorzettingsvermogen
• Is bekend met de stressfactoren bij de instrumentstudie en de uitvoering
• toont het vermogen tot reflectie, analyse en evaluatie
• heeft een open geest en het vermogen tot verwondering en kan behoorlijk zijn ervaringen en bevindingen ten voordele van de ontwikkeling van het eigen muzikaal oeuvre inzetten
• Bouwt aan inzicht en vertrouwen in de eigen mogelijkheden en werkt gestaag aan de verdere ontplooiing als musicus
• kan behoorlijk omgaan met en is desgevallend weerbaar tegen kritiek van externen
• Toont ontluikende ambitie om zich verder en steeds diepgaander te bekwamen als uitvoerend musicus
• kan behoorlijk rekening te houden met de eisen, (impliciete) verwachtingen en relevante opmerkingen van opdrachtgevers


Leermaterialen
::Voor meer informatie, klik hier::
Partituren, naslagwerken met duiding over gespeelde werken of over componisten ervan. Deze zijn doorgaans te ontlenen in de bibliotheek van het conservatorium of in andere muziekbibliotheken.

Studiekosten
Kosten persoonlijke aanschaf van partituren.
Valt niet te ramen.

Studiebegeleiding
- voorkennisproeven
- studievoortgangsgesprekken en spreekuren met coördinatoren en studiebegeleiders
- monitoraat

Onderwijsvormen
Werkcolleges
Projectwerk
Audities
Begeleid zelfstandig leren
Soloconcerten

Evaluatievorm
Examinering instrument- of zang solopraktijk

Eerste studiejaar bachelor:
        Bachelor sem. I: permanente evaluatie
        Bachelor sem. II: recital van 20 minuten gepresenteerd tijdens klasexamen met interne jury

Tweede studiejaar bachelor
        Bachelor sem.III: permanente evaluatie
        Bachelor IV: recital van 20 minuten gepresenteerd tijdens klasexamen met interne jury

Derde studiejaar bachelor
        Bachelor sem.V: permanente evaluatie
        Bachelor sem VI: publiek recital van 45 minuten met externe jury

Eerste en tweede studiejaar Master: repertoire van minimum 90 minuten
        Semesters I-II-III: permanente evaluatie
        Semester IV: Recital van 60 minuten, als onderdeel van de masterproef + 30 minuten repertoire.

Portfolio

NOTA: Gedurende academiejaar 2008-2009 geldt de regelgeving portfolio voor studenten B1, B2 en B3 ( en zo progressief verder).
De regelgeving mbt programmabrochure, examenopgave geldt voor alle studenten.

-Het portfolio telt voor 20% van de punten van het opleidingsonderdeel ‘Instrument- en zang- solopraktijk’.
- De quotering wordt toegekend door een co-titularis.
- De student die het portfolio niet indient, te laat indient of onvolledig indient, krijgt een ‘afwezig’ toegekend voor het gehele opleidingsonderdeel ‘instrument- of zang – solopraktijk’.

Verrekening Auditiepraktijk
In het B2 en B3 telt de quotatie mee voor 10% van het opleidingsonderdeel instrument.(solopraktijk);
Het examen wordt beoordeeld door interne jury samengesteld uit de docent, de docent auditiepraktijk en een voorzitter.
In M1 telt de quotatie mee voor 20% van het opleidingsonderdeel instrument.(- solopraktijk); het examen wordt beoordeeld door de docent, de docent auditiepraktijk, een voorzitter en een externe jurylid

Verrekening tekststudie
Tekststudie telt voor 10% van de quotatie voor zang- solopraktijk B1-2-3
De verrekening gebeurt in de tweede semester.



OP-leden
De student kiest een leraar volgens zijn discipline.