Trefwoorden h100 informatie, documentatie h105 bibliografie h110 bibliologie h120-wetenschapsfilosofie h120-wijsgerige esthetica h125-wijsgerige-antropologie h130-geschiedenis-van-de-wijsbegeerte h135-fenomenologie h150-wijsbegeerte-van-specifieke-wetenschappen h003-geschiedenis-en-kunsts h310-kunstgeschiedenis, actuele kunst h311-schilderkunst h312-beeldhouwkunst-en-bouwkunst h313-kunstkritiek h315-esthetica h390: algemene-en-vergelijkende-literatuurstudie h390-literatuurkritiek h390-literatuurtheorie h352-semiotiek s274-methodologie-van-het-wetenschappelijk-onderzoek s260-psychologie h341 prehistorie h345 egyptologie
Doelstellingen De student creëert een eigen reflexieve ruimte binnen de masteropleiding. Dit moet resulteren in een scriptie, een talige neerslag die bewijst dat de student onafhankelijk een discursief onderzoek kan voeren rond een centrale probleemstelling en daarover kan rapporteren op een kritische, heldere, logische en consequente manier.
Leerinhoud De student schrijft een werkstuk van minimum 10.000 woorden over een vrij te bepalen onderwerp in overleg met de mentoren, dat weliswaar in verband kan staan met de masterproef, maar fungeert als een autonoom onderzoek. De student kan het eigen werk wel behandelen als voorbeeld van de door hem behandelde problematiek. De vraagstelling, de ontwikkeling van het onderwerp en het besluit moeten helder zijn en consequent beredeneerd.
Begincompetenties De student bezit de eindcompetenties van het opleidingsonderdeel ‘Wetenschap en filosofie
1.2.’ (met de deelinhoud ‘onderzoeksmethodiek’). Het is wenselijk dat de student beschikt
over de eindcompetenties van de theoretische opleidingsonderdelen van de bachelor
beeldende of audiovisuele kunsten.
Eindcompetenties De student bezit de eindcompetenties van het opleidingsonderdeel ‘Wetenschap en filosofie
1.2.’ (met de deelinhoud ‘onderzoeksmethodiek’). Het is wenselijk dat de student beschikt
over de eindcompetenties van de theoretische opleidingsonderdelen van de bachelor
beeldende of audiovisuele kunsten.
Indicatoren:
• De student is in staat om zelfstandig (na overleg met beide mentoren):
- een onderzoeksonderwerp te selecteren dat getuigt van een kritische en inventieve ingesteldheid
- een originele vraagstelling te formuleren die relevant is voor het onderzoek
- een positieve evolutie te maken
• de student is in staat op een logische en consequente manier (= academisch verantwoord) zijn vraagstelling uit te werken op basis van bronnenstudie:
- beschikt over voldoende kennis en inzicht om bruikbare en relevante bronnen te selecteren
- is in staat het bronnenmateriaal te analyseren, erover te reflecteren, het te assimileren in een persoonlijke ‘theorie’, en die adequaat te beargumenteren
- is in staat het bronnenonderzoek te assimileren in de reflectie over de artistieke praktijk in het algemeen
- is in staat een geijkt systeem van bronnenbehandeling op een consequente wijze toe te passen. Houd zich aan de afspraken i.v.m. bronvermelding, kan op een correcte manier refereren aan bronnen en ze citeren met behulp van voet- of eindnoten en kan een referentielijst opstellen.
• De student is in staat over het gevoerde onderzoek schriftelijk te communiceren in een overtuigend beargumenteerde tekst:
- kan een heldere, toegankelijke, evenwichtige en logische structuur opbouwen
- kan de onderliggende redenering ondubbelzinnig, begrijpelijk, logisch en overtuigend beargumenteren
- taalgebruik en stijl staan in functie van de gewenste helderheid. Het resultaat is een tekst waarin de student ondubbelzinnig doch genuanceerd kan verwoorden wat hij bedoelt, in het standaard Nederlands
- correcte formulering (grammatica, spelling) is absoluut noodzakelijk
- een vlotte, levendige, actieve stijl verdient een pluspunt
Leermaterialen ::Voor meer informatie, klik hier:: Afhankelijk van het gekozen project.
Studiekosten Afhankelijk van het gekozen project.
Studiebegeleiding Zoals in het departement voorzien.
Steeds mogelijkheid tot individueel overleg na afspraak.
Onderwijsvormen De student neemt het initiatief om regelmatig met zijn twee mentoren te overleggen (een theoriedocent en praktijkdocent) over de voortgang van zijn scriptie.
Evaluatievorm Productevaluatie door de twee mentoren.
Tweede zit mogelijk.
OP-leden Mentoren.
Een praktijkdocent en een theoriedocent, gekozen door de student.
De
theoriedocent is titularis van het opleidingsonderdeel.
|
|