Trefwoorden Webapplicaties, .NET-platform, J2EE, Webservices, Struts, JSF, ORM, NHibernate, Netwerkprogrammatie, Client/Server-programmatie, gedistribueerde applicaties, RMI, Remoting, P170, P175, T120
Doelstellingen Studenten kennen de bestaande technologische alternatieven voor het ontwerpen van webapplicaties, hebben inzicht in de architectuur van een webapplicatie, zijn in staat om componenten voor verschillende platforms voor webapplicaties te ontwikkelen en te configureren, zijn in staat een webapplicatie te ontwikkelen in het J2EE- en .NET-platform, kunnen een gedistribueerde applicatie ontwikkelen m.b.v. RMI, .NET Remoting en Webservices, kunnen een client-servertoepassing in een TCP/IP-omgeving programmeren met behulp van het socket-paradigma.
Leerinhoud Architectuur van webapplicaties. J2EE-platform. .NET-platform.
JSTL en EL. Java Server Faces. Struts.
Gevorderde ASP.NET.
Webservices. SOAP.
ORM, NHibernate.
RMI, .NET Remoting.
Programmeren in een UNIX-omgeving.
TCP-netwerkprogrammatie met behulp van inetd.
TCP-netwerkprogrammatie met behulp van sockets in C++ (clients en servers).
Programmeren van blocking, non-blocking en signal driven IO modellen.
IPC: threads, processen, signalen, pijpen, rpc's en semaforen.
Gebruik van de TCP-sockets in Java en C#
Begincompetenties Eindcompetenties verworven in Computernetwerken II, Besturingssystemen II, Systeemanalyse en -ontwerp I
Eindcompetenties Kerncompetentie 1:
In staat zijn om grootschalige gedistribueerde applicaties te ontwikkelen in het J2EE-platform en in het .NET-platform. (SC6)
Onder meer:
- In staat zijn om principes van gevorderd softwareontwerp en ontwerp van gedistribueerde applicaties toe te passen met het oog op productie, onderhoud en kwaliteit (SC1)
- In staat zijn om een webapplicatie te ontwerpen en te ontwikkelen volgens het MVC-principe, gebruikmakend van bestaande patronen en technologieën zoals Struts en JSF. (SC2)
- In staat zijn om een webapplicatie te configureren, te beheren en te onderhouden. (SC4)
- In staat zijn om een webapplicatie met een onderliggende gegevensbank te ontwikkelen, te configureren en te onderhouden.
- In staat zijn om een client/server-applicatie te ontwerpen en te implementeren in Java, C++ en C#.
- In staat zijn om een webservice te ontwerpen en te implementeren in Java en C#.
- In staat zijn om een client/server-applicatie te ontwerpen en te implementeren m.b.v. RMI of Remoting.
Kerncompetentie 2:
In staat zijn complexe problemen adequaat op te lossen (AC3)
Onder meer:
- In staat zijn om blijvend kritisch, creatief en wetenschappelijk te denken, te oordelen en te handelen op het gebied van ontwerp en implementatie van webapplicaties. In staat zijn om de verschillen, de voor- en de nadelen van verschillende webplatformen te herkennen en in te schatten. (AC1)
- In een API relevante (voor de student nog onbekende) klassen en methodes kunnen terugvinden nodig voor het ontwikkelen van een applicatie. In een handleiding bepaalde aspecten van installatie en configuratie van webapplicaties kunnen opzoeken en toepassen. (AC2)
- In staat zijn om een webapplicatie te demonstreren, het ontwerp- en de ontwikkelfase toe te lichten, en de technische en ontwerpproblemen te rapporteren. In staat zijn om een schriftelijk verslag van het ontwerp, de verschillende ontwikkelfases, de veranderingen, mogelijke verbeterpunten te maken. (AC4, AC5)
- In staat zijn om onderzoeksmethoden en technologieën adequaat aan te wenden en te ontwikkelen. (AWC1)
Algemene competentie 1:
In staat zijn om kennis en inzichten uit te breiden op een creatieve en originele wijze. (AWC3)
Onder meer:
- In staat zijn om inzichten en kennis uit vorige opleidingsonderdelen te combineren en te integreren met de nieuw aangebrachte onderwerpen uit dit opleidingsonderdeel. (AIC1)
Algemene competentie 2:
In staat zijn om relevante nieuwe technologieën en/of theorieën in verband met webapplicaties te leren kennen, te assimileren, te implementeren en te gebruiken. (AIC2)
Onder meer:
- In staat zijn om goed onderhoudbare gedistribueerde applicatie te ontwerpen en te ontwikkelen in het .NET- en het J2EE-platform. (AIC3)
- In staat zijn om onderzoeksopdrachten zelfstandig uit te voeren op het niveau van een beginnend onderzoeker. (AIC4)
Algemene competentie 3:
In staat zijn om een webapplicatie in een team adequaat te organiseren, te plannen en te ontwikkelen. In staat zijn om hierbij adequaat leiding te geven. (AWC4)
Leermaterialen ::Voor meer informatie, klik hier:: Syllabus, slides en voorbeeldprogramma's, tutorials op internet.
Studiekosten € 8
Studiebegeleiding De docente is ter beschikking voor extra uitleg tijdens de labo's, voor of na de theorielessen en eventueel op andere ogenblikken na afspraak.
Onderwijsvormen Hoorcolleges, labo-oefeningen, projectwerking.
Evaluatievorm Theorie: mondeling (50%)
Labo's: permanente evaluatie via testen en afgeven van opdrachten (50%).
De beoordeling en het tot stand komen van de eindquotatie van opleidingsonderdelen gebeurt via het wiskundige gemiddelde volgens de toegekende coëfficiënten. Indien nochtans op één van de onderscheiden vakken (delen van opleidingsonderdelen) 7 of minder op 20 wordt behaald, kan worden afgeweken van deze rekenkundige berekening van de eindquotatie van het opleidingsonderdeel en kunnen de punten bij consensus worden toegekend.
OP-leden Veerle Ongenae, andere leden vakgroep Informatica
|
|