WISKUNDIGE INITIATIE - WERELDORIËNTATIE III
 
Wordt gegeven in 2de jaar professionele Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Hoorcollege [A] 10.0
Werkcollege [B] 15.0
Begel. zelfst./extern werk [C] 25.0
Totale studietijd [D] 75.0
Studiepunten [E] 3
Niveau uitdiepend
Creditcontract? toelating nodig
Examencontract? toelating nodig
Onderwijstaal Nederlands
Titularis Bert De Jonghe
Referentie LCKLEI02A00003
 
Trefwoorden
wereldoriëntatie, wiskundige initiatie, meten, getallen, levende en niet-levende natuur, techniek, mens en maatschappij, tijd, ruimte, ontwikkelingsdoelen, kleuteronderwijs

Doelstellingen
Kennis en inzicht hebben in de OD van Wereldoriëntatie en Wiskundige initiatie van het kleuteronderwijs.
Praktijkgerichte uitwerking geven aan de OD van wereldoriëntatie en wiskundige initiatie van het kleuteronderwijs

- verder verwerven van kennis over levende en niet-levende natuur;
- oplossingen kunnen aanbieden voor problemen die het verkeer stelt voor kleuters
- kunnen transfereren van de opgedane kennis rond materialen, verbindings- en hechtingstechnieken in WIWO II van eigen niveau naar activiteiten met kleuters
- kennis en inzicht hebben in het toepassen van het technologisch proces in constructieactiveiten met kleuters
- praktijkgerichte uitwerking geven van de doelstellingen bij wiskundige initiatie;
- kennis verwerven om meetactiviteiten te kunnen geven in de kleuterklas;
- interdisciplinair werken tussen de verschillende domeinen van Wiskundige Initiatie en Wereld-Oriëntatie (=WIWO);
- de nodige kennis hebbben om onderstaande vaardigheden te kunnen verwerven.
- creatief kunnen brainstormen en een woordweb maken;
- clichédoorbrekend werken;
- de verworven kennis uit de lessen WIWO en zelfstudie kunnen toepassen in een didactische aanpak, stages, voorbereidingen op de stages, project en toonmoment van het project;
- de student wordt er zich van bewust dat bij groepsopdrachten het samenwerken en efficiënt communiceren belangrijke vaardigheden zijn = leren wordt een coöperatief gebeuren;
- door het integreren van concrete werksituaties leert de student taken en problemen op te lossen en uit te voeren = leren wordt een actief proces;
- de student wordt zich bewust van het werken met kinderen rond mondiale vorming en duurzame ontwikkeling;
- de 7 contextgebieden TO kunnen verkennen met kleuters.
- aandacht voor het ontwikkelen van het beslissingsvermogen, relationele gerichtheid,
        kritische ingesteldheid, leergierigheid, organisatievermogen, zin voor samenwerking,
        verantwoordelijkheidszin, creatieve ingesteldheid, flexibiliteit, taalgebruik en communicatie;
- de student kan advies vragen over het eigen pedagogisch handelen aan medestudenten en lectoren
         = student wordt gemotiveerd om te werken aan taken in een inspirerende omgeving;
- de student kan het eigen handelen bijsturen.
- de student kan vertrekkende van de leerplandoelstellingen passende leerinhouden,werk - en groeperingsvormen selecteren;
- de student leert gericht informatie op te zoeken en te verwerken;
- de student kan verzorgd en functioneel didactisch materiaal zelf ontwikkelen;
- de student houdt rekening met de leefwereld van het kind en kan het motivatie-,activiteits- en aanschouwelijkheidsprincipe toepassen;
- de student beheerst de basiskennis en -vaardigheden en kan die ook toepassen bij de te begeleiden activiteiten;
- de student volgt de leerlijnen en kan horizontale verbanden leggen;
- de student kan advies vragen over het eigen pedagogisch handelen aan medestudenten en lectoren
= studeren wordt gemotiveerd om te werken aan taken in een inspirende omgeving;
- de student kan het eigen handelen bijsturen;

Een meer gedetailleerde lijst van doelstellingen is te vinden in de syllabus.


Leerinhoud
- Wordt afgestemd op de ontwikkelingsdoelen kleuteronderwijs

- overzicht van het dieren- en plantenrijk in functie van het project;
- relaties tussen levende en niet-levende natuur;
- gezondheids- en milieueducatie;
- de ontwikkelingsdoelen van wiskundige initiatie en wereldoriëntatie;
- meten van tijd, afstand, lengte, verhoudingen, oppervlakten, inhoud;
- schatten en meten in de kleuterklas;
- spiegelen, sorteren, rubriceren, classificeren en series maken
- techniek hanteren met kleuters in geleide activiteiten
- het technologisch proces (probleemoplossend denken) en onderzoekend leren in geleide kleuteractiviteiten


Begincompetenties
Eindcompetenties verworven hebben van de opleidingsonderdelen Wiskundige initiatie en Wereldoriëntatie uit het opleidingsprogramma van semester I en II van
het 1e Modeltraject

Eindcompetenties
Verwijzend naar de decretaal vastgelegde algemene competenties en de algemene beroepsgerichte competenties en de beroepsgerichte competenties meer bepaald de basiscompetenties voor “de Professionele Bachelor in Onderwijs: kleuteronderwijs” wordt voornamelijk gewerkt aan:

- Algemene competenties:
* denk- en redeneervaardigheid
* het verwerven en ver verwerken van informatie
* het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit
* het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken
* het vermogen tot communiceren van informatie ideeën, problemen en oplossingen

- Algemene beroepsgerichte competenties:
* teamgericht kunnen werken
* oplossingsgericht kunnen werken in de zin van zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk
* het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk

- Beroepsspecifieke competenties:

Functioneel geheel 1: De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen
1.1 De leerkracht kan de beginsituatie van de kleuters en de groep achterhalen.
1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren.
1.2.1 bij het kiezen en formuleren van doelen de mogelijkheden van de kleuters als referentiepunt nemen;(WO 1,2,3,4,5,6 WI 1,2,3 )
1.2.2 gedifferentieerde doelen formuleren;
1.2.3 bij het kiezen en formuleren van doelen gebruikmaken van onder meer ontwikkelingsdoelen, ontwikkelings- en leerlijnen, een geselecteerd leerplan en het schoolwerkplan;
1.2.4 voor kleuters met specifieke behoeften, in overleg met collega's, in het kader van de handelingsplanning doelen selecteren die aansluiten bij de vastgestelde beginsituatie;
1.2.5 doelstellingen concreet en operationeel formuleren.
1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren.
1.3.1 rekening houdend met het aanbod thuis, met de beginsituatie en met criteria van maatschappelijke relevantie, keuzes maken uit een breed ontwikkelingsaanbod; waarbij nagestreefd wordt dat elke kleuter maximale kansen op ontwikkeling krijgt;
1.4 De leerkracht kan leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod.
1.4.1 de horizontale en verticale samenhang vorm geven en bewaken;
1.4.2 een aanbod creëren dat aansluit bij de leefwereld en de motivatie van de kleuters, waarbij hij gebruik maakt van de diversiteit, waaronder de sociale, culturele en talige diversiteit binnen de groep.
1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingvormen bepalen.
1.5.1 aangepaste werkvormen kiezen en ze afstemmen op de doelstellingen;
1.5.2 gepaste groeperingsvormen kiezen;
1.5.3 multimedia functioneel gebruiken;
1.5.4 zijn aanpak differentiëren als dat nodig is
. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team ontwikkelingsmaterialen kiezen en aanpassen.
1.6.1 informatie over ontwikkelingsmaterialen vinden, raadplegen en kritisch beoordelen, rekening houdend met de specifieke behoeften van de doelgroep;
1.6.2 ontwikkelingsmaterialen adequaat gebruiken en aanpassen..
1.7 De leerkracht kan een ontwikkelingsbevorderende omgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit van de groep.
1.7.4 enerzijds stimulerend optreden en anderzijds het kind de autonomie verlenen om initiatief te nemen en om op een eigen wijze de dingen aan te pakken;
1.8 De leerkracht kan observatie voorbereiden.
1.9 De leerkracht kan observeren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie.
1.10 De leerkracht kan in overleg met het team deelnemen aan zorgverbredinginitiatieven en die laten aansluiten bij de totaalbenadering van de school.
1.11 De leerkracht kan het leer- en ontwikkelingsproces adequaat begeleiden in Standaardnederlands en daarbij rekening houden met en gericht inspelen op de diverse persoonlijke en maatschappelijke taalachtergronden van de kleuters.
1.11.3 vragen, opdrachten en feedback mondeling, indien nodig ondersteund met visuele of andere ondersteuning, helder formuleren en herformuleren;
1.11.4 via beeldtaal vragen en opdrachten helder formuleren;
1.11.5 een korte heldere uiteenzetting geven, met integratie van visuele of andere ondersteuning, en alles, indien nodig, flexibel aanpassen; 1.12 De leerkracht kan omgaan met de diversiteit van de groep.
1.12.1 in het kader van het zorgbeleid en de handelingsplanning het onderwijsleerproces aanpassen aan de specifieke behoeften en de mogelijkheden van de kleuters door in te spelen op de verschillen tussen kleuters, het verstrekken van aangepaste en individuele leerhulp, het aanreiken van hulpmiddelen om een doel te bereiken en leerdoelen die een belangrijke hinderpaal vormen te vervangen door haalbare of specifieke doelen;
1.12.2 rekening houden met de sociaal-culturele en talige achtergrond van kleuters waaronder de grootstedelijke context.
Functioneel geheel 2: De leraar als opvoeder
2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de kleuters in de groep en op school.
2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de kleuters bevorderen.
2.3 De leerkracht kan door attitudevorming kleuters op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden.
2.4 De leerkracht kan actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context.
2.5 De leerkracht kan adequaat omgaan met kleuters in sociaal-emotionele probleemsituaties en met kleuters met gedragsmoeilijkheden.
2.6 De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de kleuters bevorderen.
Functioneel geheel 3: De leraar als inhoudelijke expert
3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskundige Initiatie in het kleuteronderwijs volgen.(WO 1.5, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 1.10, 1.11, 2, 3.1, 3.2, 3.3, 3.11, 4.1, 4.2, 4.6, 4.7, 4.8, )
3.1.1 zijn eigen deskundigheid op inhoudelijk terrein bevorderen.
3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden op een geïntegreerde manier aanwenden.
3.2.1 flexibel gebruik maken van domeinspecifieke kennis en vaardigheden in de pedagogisch-didactische aanpak.
3.3 De leerkracht kan het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van kleuters.
3.3.1 gebruikmaken van horizontale en verticale verbanden om het eigen onderwijsaanbod te situeren en die verbanden integreren in het eigen aanbod.
Functioneel geheel 4: De leraar als organisator
4.1 De leerkracht kan een gestructureerd speel- en leerklimaat bevorderen.
4.2 De leerkracht kan een kindgericht dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning.
4.3 De leerkracht kan op correcte wijze administratieve taken uitvoeren.
4.3.1 op correcte wijze een aantal administratieve taken uitvoeren die behoren tot zijn takenpakket.
4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare leefruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de kleuters.
4.4.1 een ruimte aanpassen aan de mogelijkheden en behoeften van de kleuters;
4.4.2 die ruimte ontwikkelingsondersteunend, aangenaam, functioneel en veilig inrichten.
Functioneel geheel 5: De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker
5.3 De leerkracht kan zijn eigen functioneren in vraag stellen en bijsturen.
Functioneel geheel 6: De leraar als partner van de ouders of verzorgers (1)
6.1 De leerkracht kan zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over het kind.
6.3 De leerkracht kan in overleg met het team de ouders of verzorgers informeren over en betrekken bij het klas- en schoolgebeuren, rekening houdend met de diversiteit van de ouders.
6.5 De leerkracht kan in Standaardnederlands of in een ander passend register, communiceren met ouders en verzorgers met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties.
6.5.2 een korte, heldere uiteenzetting geven en daarbij flexibel gebruikmaken van ondersteuning in schrift en beeld;
Functioneel geheel 7: De leraar als lid van een schoolteam
7.1 De leerkracht kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteam.
7.2 De leerkracht kan binnen het team over een taakverdeling overleggen en de afspraken naleven.
7.3 De leerkracht kan de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in het team bespreekbaar maken.
7.3.1 in dialoog met collega's en de schoolleiding reflecteren over het eigen pedagogisch en didactisch handelen;
7.3.2 feedback integreren in het eigen handelen.
Functioneel geheel 8: De leraar als partner van externen
8.1 De leerkracht kan in overleg met collega's contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden.
8.2 De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met medewerkers van onderwijsbetrokken initiatieven.
Functioneel geheel 9: De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap
9.1 De leerkracht kan deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema's.
9.2 De leerkracht kan dialogeren over zijn beroep en zijn plaats in de samenleving.
Functioneel geheel 10: De leraar als cultuurparticipant
10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op de volgende domeinen : - het sociaal-politieke domein;
- het sociaal-economische domein;
- het levensbeschouwelijke domein;
- het cultureel-esthetische domein;
- het cultureel-wetenschappelijke domein.
10.1.1 werken aan een interpretatiekader om kritisch om te gaan met informatie over die thema's en ontwikkelingen, en erover dialogeren.

Attitudes
De volgende attitudes gelden voor alle functionele gehelen.
A1 beslissingsvermogen :
A2 relationele gerichtheid :
A3 kritische ingesteldheid :
A4 leergierigheid :
A5 organisatievermogen :
A6 zin voor samenwerking :
A7 verantwoordelijkheidszin :
A8 flexibiliteit :

- De ondersteunende kennis en vaardigheden omvatten de competenties van een beginnend leerkracht:
de leerkracht als: begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen, opvoeder,organisator, inhoudelijke expert, innovator - de leraar als onderzoeker, lid van een schoolteam, partner van externen, lid van de onderwijsgemeenschap, cultuurparticipant


Leermaterialen
::Voor meer informatie, klik hier::
- Syllabus
- zandtafel en watertafel
- vakspecifiek didactisch materiaal
- elektronisch leerplatform: Dokeos
- Ontwikkelingsdoelen en eindtermen van het kleuteronderwijs Leerplan van GO en OVSG

Studiekosten
20 EUR

Studiebegeleiding
Individueel monitoraat op afspraak op donderdagnamiddag.

Onderwijsvormen
Leergesprek, klasgesprek, groepswerk, demonstratie, proefondervindelijk en projectmatig werken.

Evaluatievorm
Diploma- en creditcontract:

eerste zittijd:
- taak 30%
- permanente evaluatie 70%
Bij permanente evaluatie is een tweede zittijd wel mogelijk door een vervangende taak

tweede zittijd:

- taak 30%
- permanente evaluatie 70%

Examencontract:

Inschrijven voor een examencontract is enkel mogelijk mits een bijkomende inschrijving met een diplomacontract.

OP-leden
Jeroen GABRIËLS, Bert DE JONGHE, Diane BOUDRINGHIEN