MUZISCHE VORMING III
 
Wordt gegeven in 2de jaar professionele Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
3de jaar professionele Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs, tweejarig SOV-programma voor bachelors of masters: 2e jaar
Hoorcollege [A] 30.0
Werkcollege [B] 30.0
Begel. zelfst./extern werk [C] 3.0
Totale studietijd [D] 125.0
Studiepunten [E] 5
Niveau uitdiepend
Creditcontract? toelating nodig
Examencontract? toelating nodig
Onderwijstaal Nederlands
Titularis Elly Van Hyfte
Referentie LCKLEI02A00004
 
Trefwoorden
Muzische vorming beweging, lichamelijke opvoeding, cognitieve ontwikkeling, sociale doelstelling, dynamisch affectieve doelstelling, fysieke ontwikkeling: basiseigenschappen, de bloedsomloop en het hart, de ademhaling, het spierstelsel, het beender -en gewrichtstelsel, het zenuwstelsel en de zintuigen, verfijning van de zintuiglijke waarneming, muzische vorming beeld, beeldaspecten, technieken, didactiek, illustratievormen, vakdidactiek, muzische vorming muziek, vakdidactiek, spelen met lied, spelen met geluid, kleuterdans, muzikaal spel, muzikaal verhaal, speellied en zangspelletjes., ontwikkelingsdoelen muzische vorming en lichamelijke opvoeding, muzische stage figurentheater

Doelstellingen
Kennis en inzicht hebben in de ontwikkelingsdoelen van muzische vorming en lichamelijke opvoeding van het kleuteronderwijs
Praktijkgerichte uitwerking geven aan de ontwikkelingsdoelen van muzische vorming en lichamelijke opvoeding van het kleuteronderwijs
Volgende doelstellingen zijn gerelateerd aan de ontwikkelingsdoelen muzische vorming en lichamelijke opvoeding en ontwikkelingsdoelen van het kleuteronderwijs:

Specifieke doelstellingen lichamelijke opvoeding:
• De 4 categorieën hoofddoelstellingen kunnen onderscheiden en verklaren.
• De hoofddoelstellingen correct kunnen noteren in de voorbereiding van de activiteit.
• De fysieke doelstellingen van de activiteit concreet kunnen formuleren vertrekkende vanuit de leerplandoelstellingen.
• Bij het formuleren van sociale affectieve doelstellingen oog hebben voor de persoonlijke inbreng van de kleuters en de sociale interactie tussen de kleuters.
• De didactische beginsituatie kunnen achterhalen en zodanig samenstellen en formuleren waarbinnen het fysieke, psychomotorische, cognitieve en sociaal affectieve aan bod komt.
• Inzicht hebben in de leerplandoelstellingen voor lichamelijke opvoeding en muzische vorming beweging.
• Leerplandoelstellingen selecteren en aan de hand van deze selectie een bewegingsactiviteit uitwerken.
• De relatie inzien tussen de leerplandoelstellingen en de doelstellingen van de activiteit.
• Bij het uitwerken van een opgegeven bewegingsactiviteit vertrekken vanuit de leerplandoelstellingen en de didactische beginsituatie hierbij ook rekening houden met het beschikbare materiaal en de beschikbare ruimte.
• De bovenstaande gegevens i.v.m. KDSA, DBS, LPDS duidelijk kunnen aanwenden in de keuze en evolutie van de fysieke opdrachten en in de uitwerking van de organisatie.
• De bagage aan oefenstof en spel voor kleuters steeds uitbreiden aan de hand van praktijklessen en opzoekingswerk.
• Op de hoogte zijn van de ontwikkeling van de kleuter op fysiek, cognitief en sociaal-affectief vlak en zo ook deze ontwikkeling stimuleren en nastreven. (OD LO 3.5, 3.8, 3.9, 3.12 en 3.13)
• Inzicht verwerven in het functioneren van het menselijk lichaam.
• Inzicht verwerven in de verschillende stelsels en hieraan gekoppeld het belang van fysieke activiteit, fysiek welzijn en de algemene lichamelijke gezondheid van de kleuter inzien.(OD LO 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8 en 2.10)
• Het fysieke welzijn van de kleuter inzien en dit tijdens bewegingsactiviteiten bevorderen door een geschikte keuze van inhouden en organisatievormen aan te wenden.(OD LO 2.10)
• Door de kennis over de verschillende lichamelijke stelsels het belang van de eigen fysieke conditie inzien.
• Aan de hand van de kennis over het lichaam en alle stelsels de juiste inhouden selecteren en vertalen naar de leefwereld en interesse van de kleuters.
• De fysieke beperkingen/capaciteiten van kleuters kunnen erkennen en bij het uitwerken van bewegingsactiviteiten rekening houden met de fysieke beperkingen/capaciteiten van kleuters.(OD LO 2.9)
• Informatie omtrent de fysieke beperkingen, houdingsafwijkingen van kleuters discreet kunnen weergeven.
• De invloeden van beweging op de kleuters kunnen weergeven en verklaren.
• De verschillen in de ontwikkeling en de invloeden van beweging tussen kind en volwassene kunnen aangeven.
• Bewegingsactiviteiten uitwerken waarbij zowel de beweegzwakke als beweegsterke kleuters aan hun trekken komen.
• Bewegingsactiviteiten uitwerken waarbinnen zelfstandigheid, participatie, initiatief, differentiatie, probleemoplossend denken aan bod komen.(OD LO 1.27, 1.26, 1.28, 1.32, 1.34, 1.38, 2.2 en 3.1)
• Bewegingsactiviteiten uitwerken waarbinnen alle zintuigen worden aangesproken.(OD LO 1.39)
• In de mate van het mogelijke de eigen conditie op peil houden.
• Zelfstandig een artikel uit een vaktijdschrift gekoppeld aan de maatschappelijke tendensen binnen bewegingsopvoeding voor kleuters kunnen selecteren, lezen, samenvatten en kritisch bespreken.
• Microteaching: voorbereiden en presenteren van een spel aan medestudenten met accent op de fysieke of sociale of cognitieve doelstelling.
• Actief deelnemen aan de klassikale bespreking van de proefactiviteit experimenteer- of leeromloop voor kleuters.
• Op stage in het weekschema per week minstens vier bewegingsactiviteiten voorzien en dagelijks een bewegingsmoment aanbieden rekening houdende met een soepel en efficiënt dagverloop.
• in staat zijn nieuwe ideeën op te zoeken en te verwerken (literatuur en ICT)
• Kunnen samenwerken voor opdrachten en taken
• Verantwoord en respectvol omgaan met materiaal

Specifieke doelstellingen muzische vorming domein MUZIEK:
• Via bevraging en aan de hand van het document ‘didactische beginsituatie’(zie cursus) de didactische beginsituatie van zowel de individuele kleuter als van de groep in volgende muzikale activiteiten MVDM kunnen achterhalen en correct formuleren :” spelen met lied”(uitdieping), “spelen met geluid” , “kleuterdans” ,”speelliedjes en zangspelletjes” en “muzikale momenten”.
• Aandacht hebben voor de psychomotorische, cognitieve en sociaal affectieve aspecten bij het bepalen van de didactische beginsituatie.
• Bij het kiezen en formuleren van doelen rekening houden met de specifieke didactische beginsituatie van de kleuters mbt muziek.
• Inzicht hebben in de ontwikkelingsdoelen en leerplandoelstellingen voor Muzische Vorming Domein Muziek en bijhorende attitudes Muzische Vorming.
• Leerplandoelstellingen selecteren en aan de hand van deze selectie een activiteit MVDM uitwerken.
• De relatie inzien tussen de leerplandoelstellingen MVDM en de doelstellingen van de specifieke activiteit MVDM.
• De doelstellingen van de activiteit MVDM correct kunnen formuleren vertrekkende vanuit de leerplandoelstellingen MVDM.
• Muzikale activiteiten uitwerken waarbinnen zelfstandigheid, participatie, initiatief, differentiatie, probleemoplossend denken aan bod komen. (OD MV 6 attitudes 6.1, 6.2,6.3)
• Muzikale activiteiten uitwerken waarbinnen stemvorming, melodische vorming ,gehoorvorming en ritmische vorming aan bod komt. (OD MV muziek 2.1,2.2,2.3,2.4 en 2.5)
• Op de hoogte zijn van de muzikale ontwikkeling en mogelijkheden van de kleuter en deze ontwikkeling ook stimuleren en nastreven. Hierbij rekening houden met de de ontwikkeling van de kleuter op fysiek, cognitief en sociaal – affectief vlak . (OD MV muziek 2.1,2.2,2.3,2.4 en 2.5)
• Aan de hand van de kennis over de muzikale ontwikkeling en mogelijkheden van de kleuter en de leerplandoelstellingen MVDM de passende inhouden selecteren en vertalen naar de leefwereld en interesse van de kleuters.
• De bovenstaande gegevens i.v.m. KDSA, DBS, LPD duidelijk kunnen uitwerken via passende werkvormen . Inzicht hebben in typische werkvormen bij specifieke doelen van de muzikale activiteiten “spelen met lied”(uitdieping), “spelen met geluid” , “kleuterdans”,”speelliedjes en zangspelletjes” en muzikale momenten. (OD MV muziek 2.1, 2.2,2.3,2.4 en 2.5) (OD MV 6 attitudes 6.1 , 6.2 en 6.3)
• In staat zijn nieuwe ideeën op te zoeken en te verwerken (literatuur en ICT).
• In staat zijn de passende muzikale materialen en liedjes te kiezen.
• Muziekinstrumenten en klankmaterialen correct hanteren.Liedjes aanpassen mbt tekst indien nodig.
• Muzikale activiteiten opbouwen vanuit de leefwereld van de kleuters en hierbij beroep doen op specifieke muzikale ervaringen van de kleuters. (OD MV muziek 2.5) (OD MV 6 attitudes 6.1 en 6.2)
• De mogelijkheid tot eigen inbreng en tot muzikale exploratie bewust voorzien in activiteiten MVDM. (OD MVmuziek 2.5) (OD MV 6 attitudes 6.1 en 6.2)
• Bij het uitwerken van opdrachten binnen muzikale activiteiten aandacht geven aan heldere formulering. Hierbij gebruik maken van pictogrammen en binnen specifieke activiteiten van een eenvoudige muzikale partituur. (OD MV muziek 2.5)
• Bij het uitwerken van muzikale activiteiten aandacht geven aan de interactie tussen kleuters, aan het eenvoudig samen musiceren in groep. (OD MV muziek 2.3 en 2.5) (OD MV 6 attitudes 6.3 en 6.4)
• Bij het uitwerken van muzikale activiteiten aandacht geven aan de eigen inbreng van elke kleuter (OD MV 6 attitudes 6.4)

Specifieke doelstellingen muzische vorming domein BEELD:
• Bevraging van de didactische beginsituatie van zowel de individuele kleuter als van de groep in beeldende activiteiten.
• Aandacht hebben voor de psychomotorische, cognitieve en sociaal affectieve aspecten.
• Inzicht hebben in de leerplandoelstellingen voor Muzische Vorming Domein Beeld en bijhorende attitudes Muzische Vorming.
• Leerplandoelstellingen selecteren en de relatie inzien tussen de leerplandoelstellingen en de doelstellingen van de activiteit.
• Beeldende activiteiten uitwerken waarbinnen zelfstandigheid, initiatief, differentiatie, probleemoplossend denken aan bod komen. (OD MV beeld 1.1, 1.2, 1.3, 1.4 en 1.5) (OD MV attitudes 6.1, 6.2, 6.3, 6.4 en 6.5)
• Inzicht verwerven met betrekking tot spontaan inspelen op gedrag van kleuters binnen beeldactiviteiten.
• Inzicht verwerven mbt tot leerervaringen binnen concrete situaties en dit in interactie met kleuters.
• Aan de hand van de kennis over de beeldende vorming en mogelijkheden van de kleuter en de leerplandoelstellingen MVDB de passende inhouden selecteren en vertalen naar de leefwereld en interesse van de kleuters, met aandacht voor eigenheden van de verschillende culturen. (OD MV attitude 6.4 en 6.5)
• Inzicht hebben in typische werkvormen bij specifieke doelen van de beeld activiteiten (OD MV beeld 1.1, 1.2, 1.3, 1.4 en 1.5) (OD MV attitudes 6.1, 6.2, 6.3, 6.4 en 6.5)
• Inzicht vormen mbt passende groeperingsvormen bij beeldactiviteiten.
• Inzicht vormen mbt passende differentiatie bij beeldactiviteiten.
• Didactische platen vervaardigen in functie van leeractiviteiten.
• Het belang van het gebruik van een didactisch model inzien.
• Leren procesmatig werken; ervaren dat het proces belangrijker is dan het product.
• De mogelijkheid tot eigen inbreng en tot beeldende exploratie bewust voorzien in activiteiten MVDB. (OD MV attitudes 6.1, 6.2)
• Het belang van het gebruik van evaluatie in een beeldactiviteit inzien. (OD MV attitudes 6.5)
• Adhv korte oefeningen instructies bij een beeldactiviteit helder kunnen formuleren.
• Leren gebruik maken van beeldmateriaal om opdrachten te verduidelijken.
• Adhv een demonstratie de uiteenzetting van de beeldopdracht verduidelijken.
• Inzicht hebben in het belang van groepswerk in functie van interactie en groepsdynamiek bij kleuters.(OD MV attitude 6.4)
• Inzicht hebben in de beïnvloeding van de media en van hieruit kritisch kiezen van beeldmateriaal. (OD MV beeld 1.1)
• Inzicht hebben in de beeldaspecten en de morfologie van de beeldtaal begrijpen. Beelden analyseren adhv de beeldaspecten en met de beeldaspecten als leerinhoud een activiteit organiseren.
• Verschillende technieken bij beeldende expressie toepassen zowel 2D als 3D. Bereid zijn om te experimenteren en clichédoorbrekend te werk te gaan. Een grote verscheidenheid aan materialen en hun gebruik kennen.
• De belangrijkst ontwikkelingsfasen in de kindertekening herkennen.
• Overzicht hebben van de Vlaamse, Belgische en belangrijke internationale illustratoren. Inzicht hebben in de verschillende illustratievormen en prentenboektechnieken. (OD MV beeld 1.1, 1.2, 1.3, 1.4 en 1.5) (OD MV attitudes 6.1, 6.2, 6.3, 6.4 en 6.5)
• Muzische stage figurentheater:
(OD MV beeld 1.2, 1.4 en 1.5) (OD MV attitudes 6.1, 6.2, 6.3, 6.4 en 6.5)         In staat zijn de passende beeldende materialen te kiezen.
        In staat zijn om verschillende soorten poppen te maken ifv figurentheater
        In staat zijn om een eenvoudig decor op te bouwen.
        In staat zijn te werken met eenvoudige belichtingstechnieken.

Specifieke doelstellingen muzische vorming domein BEWEGING:
Muzische stage:
- kennismaking met kleuterdans. De bewegingsexpressie van kleuters via dans stimuleren. (OD MV beweging 4.1, 4.2, 4.3, 4.4 en 4.5)(OD MV 6 attitudes 6.1, 6.2 en 6.3)
- ifv het uitwerken van activiteiten muzische vorming beweging voor kleuters zich verdiepen in de aangeboden vakliteratuur kleuterdans.
- in staat zijn nieuwe ideeën op te zoeken en te verwerken (literatuur en ICT).
- in staat zijn de passende muzikale materialen te kiezen.

Specifieke doelstellingen muzische vorming domein DRAMA:
• Bewustwording en exploreren van de eigen verbale en non verbale expressie (OD MVdrama 3.1, 3.2, 3.3, 3.4)
• Uitbreiden van de eigen verbale en non verbale expressie: (OD MVdrama 3.1, 3.2, 3.3, 3.4): exploreren, bewustwording en kunnen toepassen van de relatie stem-lichaam,uitbreiding van het arsenaal aan dynamieken, vormen en nuanceringen binnen lichaamsbeweging, gebaren en mimiek,ontdekken en toepassen van een expressie op basis van de eigen authenticiteit,het exploreren en verruimen van de eigen overdrachtsmogelijkheden,een sfeer kunnen creëren via de eigen fysieke en verbale mogelijkheden
• Bewustwording van de eigen présence en uitstraling (OD MVdrama 3.1, 3.2, 3.3, 3.4)
• Vergroten van de eigen présence en uitstraling
• Exploreren en vergroten van het samenspel:kunnen initiatief nemen binnen een dramatisch spel, kunnen leiding nemen binnen een dramatisch spel,kunnen vanuit een attitude van opmerkzaam luisteren en kijken, verder construeren op wat is aangebracht binnen een dramatisch spel
• Bewustwording, uitbreiden en leren inzetten en vormgeven van de eigen verbeelding
• Vorm kunnen geven aan gevoelens, ervaringen, situaties, gebeurtenissen, tekst, beeldmateriaal (OD MVdrama 3.1, 3.2)
• Inzicht verwerven in de betekenis van drama binnen hun persoonlijk leven en in dat van anderen
• De expressiemogelijkheden van de anderen kunnen observeren en weergeven
Muzische stage (figurentheater): op een passende en expressieve manier een verhaal met poppen kunnen spelen.

Specifieke doelstellingen muzische vorming domein MEDIA:
• Muzische stage (figurentheater): op een passende manier kunnen omgaan met media ifv figurentheater (OD MV media 5.2,5.3 en 5.4)
-- In staat zijn te werken met eenvoudige belichtingstechnieken.
Een gedetailleerde lijst met doelstellingen is terug te vinden in de syllabi van de verschillende onderdelen

Leerinhoud
Wordt afgestemd op de ontwikkelingsdoelen muzische vorming en lichamelijke opvoeding.

LICHAMELIJKE OPVOEDING:
- bespreking van de cognitieve, sociaal affectieve en fysieke doelstellingen.
- de cognitieve ontwikkeling van de kleuter
- de dynamisch-affectieve ontwikkeling van de kleuter
- de sociale ontwikkeling van de kleuter
- de fysieke ontwikkeling van de kleuter: basiseigenschappen, de bloedsomloop en het hart, de ademhaling, het spierstelsel, het beender –en gewrichtstelsel, het zenuwstelsel en de zintuigen

MUZIEK:
Muzikale activiteiten:
-spelen met lied
-spelen met geluid
-kleuterdans
- muzikaal verhaal
-speellied en zangspelletjes
- Muzikaal spel

BEELD:
Kennismaken met verschillende illustratievormen en prentenboeken
Technieken:
- uitdiepen van beeldende en technische problemen; verdere vakopleiding en materiaalexploratie
- ruimtelijke voorstellingen
Didactiek:
- aanleren van didactische werkvormen eigen aan muzische vorming domein beeld;
- didactische praktijk: voorbereidingen (klassikaal en individueel);
- proeflessen
- stages: bespreken van beeldende activiteiten
Beeldaspecten:
-beeldtaal en opbouw van de beeldaspecten

BEWEGING:
kleuterdans

MEDIA:
Figurentheater

DRAMA:
- figurentheater
- drama op eigen niveau

Begincompetenties
De eindcompetenties verworven voor het opleidingsonderdeel muzische vorming II in het opleidingsprogramma 1ste modeltraject

Eindcompetenties
Verwijzend naar decretaal vastgelegde competenties en de algemene beroepsgerichte competenties en de beroepsspecifieke competenties meer bepaald de basiscompetenties voor 'de professionele bachelor in onderwijs: kleuteronderwijs' wordt voornamelijk gewerkt aan:
algemene competenties:
- denk- en redeneervaardigheid
- het verwerven en verwerken van informatie
- creativiteit

algemene beroepsgerichte competenties:
- teamgericht kunnen werken

beroepsspecifieke competenties:
Functioneel geheel 1 - De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen
1.1 De leerkracht kan de beginsituatie van de kleuters en de groep achterhalen.
De leerkracht kan :
        1.1.1 in overleg met teamleden of externen, zowel individuele kindkenmerken als kenmerken van de groep achterhalen;
        1.1.2 bij het bepalen van de beginsituatie rekening houden met de totale persoonlijkheidsontwikkeling van de kleuter.
De ondersteunende kennis omvat de kindkenmerken en de kenmerken van de groep en werkwijzen om die te achterhalen.
1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren.
De leerkracht kan :
        1.2.1 bij het kiezen en formuleren van doelen de mogelijkheden van de kleuters als referentiepunt nemen;
        1.2.3 bij het kiezen en formuleren van doelen gebruikmaken van onder meer ontwikkelingsdoelen, ontwikkelings- en leerlijnen, een geselecteerd leerplan en het schoolwerkplan;
        1.2.4 voor kleuters met specifieke behoeften, in overleg met collega's, in het kader van de handelingsplanning doelen selecteren die aansluiten bij de vastgestelde beginsituatie;
1.2.5 doelstellingen concreet en operationeel formuleren.
De ondersteunende kennis omvat de eindtermen en ontwikkelingsdoelen, de krachtlijnen van het leerplan in kwestie, het concept 'schoolwerkplan' en het proces van handelingsplanning, evenals de techniek van formulering van doelstellingen.
1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren.
De leerkracht kan :
        1.3.1 rekening houdend met het aanbod thuis, met de beginsituatie en met criteria van maatschappelijke relevantie, keuzes maken uit een breed ontwikkelingsaanbod; waarbij nagestreefd wordt dat elke kleuter maximale kansen op ontwikkeling krijgt;
        1.3.2 spontaan inspelen op gedrag van kleuters;
        1.3.3 een situatie die zich voordoet, omzetten in een leerervaring;
        1.3.4 leer- en ontwikkelingskansen benutten vanuit de interactie met de kleuter.
De ondersteunende kennis omvat de voor het ontwikkelingsaanbod geschikte informatiebronnen en materialen.
1.4 De leerkracht kan leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod.
De leerkracht kan :
        1.4.1 de horizontale en verticale samenhang vorm geven en bewaken;
De ondersteunende kennis omvat de inhoudelijke opbouw van en de samenhang binnen en tussen diverse ontwikkelingsgebieden en praktijkvoorbeelden van omgaan met meertaligheid.
1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen.
De leerkracht kan :
        1.5.1 aangepaste werkvormen kiezen en ze afstemmen op de doelstellingen;
        1.5.2 gepaste groeperingsvormen kiezen;
        1.5.4 zijn aanpak differentiëren als dat nodig is.
De ondersteunende kennis omvat diverse werk- en groeperingsvormen en combinaties daarvan, rekening houdend met een gedifferentieerde aanpak en met een kritisch gebruik van multimediale mogelijkheden.
1.6 De leerkracht kan individueel en in team ontwikkelingsmaterialen kiezen en aanpassen.
De leerkracht kan :
        1.6.1 informatie over ontwikkelingsmaterialen vinden, raadplegen en kritisch beoordelen, rekening houdend met de specifieke behoeften van de doelgroep;
        1.6.2 ontwikkelingsmaterialen adequaat gebruiken en aanpassen.
De ondersteunende kennis omvat relevante bronnen om ontwikkelingsmaterialen te vinden, evenals criteria om ze te beoordelen.
1.7 De leerkracht kan een ontwikkelingsbevorderende omgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit van de groep.
De leerkracht kan :
        1.7.1 voor kleuters stimulerende omgevingen creëren die rekening houden met de belangstelling en de capaciteiten van de kleuters en die de mogelijkheid bieden tot dialoog en interactie;
        1.7.2 de kans op betrokkenheid en succesbeleving bij de kleuters zo groot mogelijk maken door te werken met authentieke en reële situaties die voor de kleuters betekenisvol zijn;
        1.7.3 adequaat inspelen op wat zich voordoet in de leeromgeving en hij kan werken met de inbreng van de kleuters;
        1.7.4 enerzijds stimulerend optreden en anderzijds het kind de autonomie verlenen om initiatief te nemen en om op een eigen wijze de dingen aan te pakken;
        1.7.5 het actief ontdekken en verwerken van leerervaringen bevorderen en de kleuters leren nadenken over hun leerproces.
De ondersteunende kennis omvat implicaties van diversiteit en de kenmerken van een ontwikkelingsbevorderende en stimulerende omgeving, alsook de rol van een aangepast taalgebruik daarin.
1.11 De leerkracht kan het leer- en ontwikkelingsproces adequaat begeleiden in Standaardnederlands en daarbij rekening houden met en gericht inspelen op de diverse persoonlijke en maatschappelijke taalachtergronden van de kleuters.
De leerkracht kan :
        1.11.3 vragen, opdrachten en feedback mondeling, indien nodig ondersteund met visuele of andere ondersteuning, helder formuleren en herformuleren;
        1.11.4 via beeldtaal vragen en opdrachten helder formuleren;
        1.11.5 een korte heldere uiteenzetting geven, met integratie van visuele of andere ondersteuning, en alles, indien nodig, flexibel aanpassen;

Functioneel geheel - 2 De leraar als opvoeder
2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de kleuters in de groep en op school.
De leerkracht kan :
        2.1.1 als teamlid werken aan het opbouwen van een positieve interactie met de groep, waarbij hij ook de relatie tussen de kleuters stimuleert;
        2.1.2 ervoor zorgen dat de inbreng en keuzen van kleuters worden gerespecteerd en gewaardeerd;
De ondersteunende kennis omvat groepsdynamische en interactieprocessen en kennis van sociale ontwikkeling bij jonge kinderen.
2.4 De leerkracht kan actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context.
De leerkracht kan :
        2.4.1 het ontwikkelingsaanbod koppelen aan maatschappelijke gebeurtenissen en tendensen;
        2.4.2 kleuters kritisch en zinvol leren omgaan met de informatie van en beïnvloeding door de media.
De ondersteunende kennis omvat maatschappelijke ontwikkelingen en gebeurtenissen, en de manier waarop die door de media worden vertolkt.
2.6 De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de kleuters bevorderen.
De leerkracht kan :
        2.6.1 zorgen voor de algemene lichamelijke gezondheid van de kleuter en courante elementaire verzorgingstaken uitvoeren;
        2.6.2 gepast omgaan met kleuters met gezondheidsproblemen of fysieke beperkingen;
        2.6.3 zorg dragen voor het algemene welbevinden van de kleuters.
De ondersteunende kennis omvat de kenmerken van fysiek welzijn van jonge kinderen en van basisprincipes van eerstehulpverlening, en van basisinterventies bij frequent voorkomende gezondheidsproblemen.

Functioneel geheel 3 - De leraar als inhoudelijke expert
3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskundige Initiatie in het kleuteronderwijs volgen.
De leerkracht kan :
        3.1.1 zijn eigen deskundigheid op inhoudelijk terrein bevorderen.
De ondersteunende kennis omvat de inhoudelijke opbouw en de samenhang tussen de diverse leergebieden en de mogelijkheden van permanente vorming.
3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden op een geïntegreerde manier aanwenden.
De leerkracht kan :
        3.2.1 flexibel gebruik maken van domeinspecifieke kennis en vaardigheden in de pedagogisch-didactische aanpak. De ondersteunende kennis omvat de concepten, inhouden en structuren en methodes van het leergebied.

Functioneel geheel 4 - De leraar als organisator
4.1 De leerkracht kan een gestructureerd speel- en leerklimaat bevorderen.
De leerkracht kan :
De ondersteunende kennis omvat de aspecten van kindaangepast klasmanagement en van ontwikkelingsbevorderende en -belemmerende factoren.
4.2 De leerkracht kan een kindgericht dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning.
De leerkracht kan :
        4.2.1 voor de kleuters gelijktijdige en opeenvolgende activiteiten vlot en soepel laten verlopen en een kindgericht dagverloop opbouwen;
        4.2.2 een timing respecteren en die indien nodig aanpassen;
De ondersteunende kennis omvat de diverse aspecten van kindaangepast tijdsmanagement en voor de leerkracht relevante planningsmethoden op korte en langere termijn.

Functioneel geheel 5 - De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker
5.1 De leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen.
De leerkracht kan :
        5.1.1 vernieuwende inzichten uit de opleiding in zijn onderwijspraktijk aanwenden;
5.3 De leerkracht kan zijn eigen functioneren in vraag stellen en bijsturen.
De leerkracht kan :
        5.3.1 de klaspraktijk vanuit reflectie op de eigen ervaringen bijsturen, onder meer door onder begeleiding eenvoudig praktijkgericht onderzoek uit te voeren.

Functioneel geheel 6 - De leraar als partner van de ouders of verzorgers (1)
6.1 De leerkracht kan zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over het kind.
De ondersteunende kennis omvat elementen van deontologie met betrekking tot gegevens over kinderen.

Attitudes:
A1 beslissingsvermogen
A2 relationele gerichtheid
A3 kritische ingesteldheid
A4 leergierigheid
A5 organisatievermogen
A6 zin voor samenwerking
A7 verantwoordelijkheidszin
A8 flexibiliteit


Leermaterialen
::Voor meer informatie, klik hier::
Informatiemap voor de onderwijspraktijk gewoon basisonderwijs: Ontwikkelingsdoelen en eindtermen. Leerplannen van het kleuteronderwijs van GO en OVSG.

LICHAMELIJKE OPVOEDING:
- cursus didactiek en methodiek van de bewegingsopvoeding voor kleuters II
- literatuur (leercentrum-bibliotheek)
- leerplan
- gymnastiekzaal met toebehoren
- video-opnames van bewegingsactiviteiten opgenomen in kleuterscholen
- demonstraties van leerkrachten lich. opvoeding en kleuterleidsters met kleuters

MUZIEK:
- cursus MVDM I en II
-cursus MVDM III, liedbundel

BEELD:
- materiaal afhankelijk van het soort oefening,
- cursus MVDB I en II

Studiekosten
LICHAMELIJKE OPVOEDING:
-kleuterdans10 EURO
-cursus MV III: 5 EURO

MUZIEK:
- liedbundel: 30 euro
- cursus MV III: 15 euro
- kleuterdans: 10 euro

BEELD:
- aanvullend verbruiksmateriaal bij MV I en II: ongeveer 13 EUR.

MUZISCHE STAGE (drama, media, beweging, muziek, beeld) 150 EUR

Studiebegeleiding
Er is op donderdagnamiddag monitoraat voorzien.

MUZIEK:
Er wordt in beperkte mate en op afspraak hulp voorzien (kleine groepjes) via een monitoraat binnen LERA. Bij ernstige problemen ivm zangtechniek en stemgebruik wordt er doorverwezen naar hulp buiten de Hogeschool
- liederen in functie van stage kunnen ingezongen worden;
- specifieke stageopdrachten worden met studenten besproken

Onderwijsvormen
LICHAMELIJKE OPVOEDING:
-onderwijs-leergesprek
-praktische lessen: oefeningen en spelen i.v.m. bovenvermelde bewegingsactiviteiten , met de nadruk op de ontwikkeling van de kleuters op fysiek, cognitief en sociaal-affectief vlak (gericht op kleuters)
-begeleid zelfstandig werk: raadpleging en bespreking van lectuur
-stages, proefactiviteit, micro-teaching
-bespreken van video-opnames van demonstratielessen

MUZIEK:
- instructie,
- praktische uitwerking van theoretische instructie,
- evaluatie stages,
- proefactiviteit.
- zelfstudie en groepswerk
- microteaching
-bespreken van video-opnames van demonstratielessen

BEELD:
- Praktisch en zelfstandig werk.
- Demonstraties, groepswerk, proefactiviteit en evaluatiemomenten

MEDIA, DRAMA en BEWEGING: praktische lessen

Evaluatievorm
Voor de eindbeoordeling van dit opleidingsonderdeel geldt het volgende:
- het gewogen gemiddelde voor alle partims
- bij 7/20 of minder voor één van de partims wordt er geen gewogen rekenkundig gemiddelde gemaakt voor de eindbeoordeling van het opleidingsonderdeel, maar wordt de eindbeoordeling / eindcijfer bepaald door de partim met het laagste cijfer. Studenten die in de eerste zittijd niet slagen voor een partim, maar die in de 1e zittijd minimum 10/20 halen voor de andere partims hoeven daarvoor geen 2e zittijd te doen. Ze moeten echter wel een 2e zittijd doen voor de partims waar ze minder dan 10/20 haalden, zoniet krijgen ze de vermelding afwezig voor het hele opleidingsonderdeel.
Indien studenten voor twee of meer partims van de cluster niet geslaagd zijn, kunnen zij geen slaagcijfer krijgen voor de volledige cluster en behalen zij maximum 9/20
-Deelname aan de muzische stage is verplicht. Absoluut noodzakelijke voorwaarden om te kunnen slagen: verplichte aanwezigheid op muzische stage. Bij afwezigheid op de muzische stage is inhalen verplicht. Niet deelnemen of niet inhalen leidt tot het niet slagen van dit opleidingsonderdeel en geeft automatisch 'afwezig' voor het opleidingsonderdeel.
Diploma- en creditcontract:
Absoluut noodzakelijke voorwaarden om te kunnen slagen: verplichte aanwezigheid op vakkenstage kleuterdans. Bij afwezigheid is inhalen verplicht. Niet deelnemen of niet inhalen leidt tot het niet slagen van dit opleidingsonderdeel en geeft automatisch 7/20 voor het opleidingsonderdeel
Absoluut noodzakelijke voorwaarden om te kunnen slagen: verplichte aanwezigheid op muzische stage. Bij afwezigheid is inhalen verplicht. Niet deelnemen of niet inhalen leidt tot het niet slagen van dit opleidingsonderdeel en geeft automatisch 'afwezig' voor het opleidingsonderdeel

LICHAMELIJKE OPVOEDING:
1ste zittijd
80% examen
20% permanente evaluatie
2de zittijd
80% examen
20% permanente evaluatie wordt overgeheveld van eerste naar tweede zittijd

examencontract:
eerste zittijd
80% examen
20% niet periodegebonden taken
tweede zittijd
80%examen
20% niet periodegebonden taken

MUZIEK:
Diploma- en creditcontract:
eerste zittijd:
niet periodegebonden taken 30%
examen didactiek 70%,
tweede zittijd:
niet periodegebonden taken 30%
examen didactiek 70%,

Examencontract:
Inschrijven voor een examencontract kan enkel mits een bijkomende inschrijving van een diplomacontract.

BEELD:
Eerste zittijd:
Permanente evaluatie 50%
niet periodegebonden taken: 50%
tweede zittijd:
niet periodegebonden taken: 50%
permanente evaluatie wordt overgeheveld van 1ste zittijd naar 2de zittijd

Examencontract:
inschrijven voor een examencontract kan enkel mits een bijkomende inschrijving met een diplomacontract.

OP-leden
Elly van Hyfte, Ida Jonniaux, Karen Clement, Stijn Morand