Trefwoorden Communicatievaardigheden, agogiek, conflicthantering, probleemgedrag, slecht-nieuws-gesprek, samenwerken, communiceren met ouders, organiseren, muzische stage (drama), schrijfdans
Doelstellingen -verwerkt de interesses van de kleuters in de activiteiten.
-stelt de weekplanning op aan de hand van de inbreng van de kleuters.
-distantieert zich de van eigen emoties in een sociaal-emotionele probleemsituatie of bij de uiting van probleemgedrag door kleuters.
-is er op gericht bij elk probleemgedrag te onderzoeken wie het gedrag als een probleem ervaart.
-hanteert remediërings en probleemoplossende technieken adequaat in een probleemsituatie.
-formuleert een ik-boodschap volgens de regels.
-duidt wat het 'probleemgedrag' inhoudt en past uitdovingstechnieken toe.
-tracht de oorzaken van ongewenst gedrag bij een kind te achterhalen en terug te koppelen naar het kind.
-past de meest aangewezen theorie van de 3 theorieën toe bij de aanpak van ongewenst gedrag.
-toont de relativiteit van de invloed van de peergroup op het individuele kind aan.
-richt de hoeken zo in dat het hoekenwerk moet voldoet aan zorgverbredend werken.
-deelt de kleuters in in niveaugroepen of in keuzehoeken, naargelang de nood en kan dit motiveren.
-gaat op een professionele manier om met het inwinnen en doorgeven van persoonlijke gegevens van kleuters aan derden.
-gaat met de persoonlijke gegevens van de kleuters om met de nodige discretie.
-maakt gebruik van de observatiegegevens om ouders in te lichten over hun kind. (eventueel a.d.h.v. casussen).
-staat ouders in stresserende situaties op een efficiënte manier te woord. (eventueel a.d.h.v. casussen).
-voert een slechtnieuwsgesprek met ouders/verzorgers, rekening houdend met de diversiteit van de ouders. (eventueel a.d.h.v. casussen).
-kan op reacties van ouders inspelen (eventueel a.d.h.v. casussen).
-kan de functie van de ik – boodschap verwoorden en formuleert deze volgens de regels.
-gebruikt de gesprekstechnieken zoals: de andere laten uitspreken, oogcontact houden, vragen stellen, … in een gesprek met ouders/verzorgers..
-heeft bij een gesprek met ouders/verzorgers een luisterend oor om zo tot een opbouwend gesprek te komen.
-kan een informatiebrief inhoudelijk en taalkundig correct richten naar de ouders of de verzorgers, rekening houdend met de diversiteit van de ouders.
-heeft aandacht voor het belang van non-verbale communicatie zowel bij zichzelf als bij de andere.
past de gespreksstijl aan, aan de (klas- en school)context.
-past de technieken, zoals empathie, aanvaarding, erkenning, actief luisteren, …,toe bij een relationeel gericht gesprek.
-spreekt in een eenvoudig Standaardnederlands de meertalige ouders aan.
-maakt zich verstaanbaar en begrijpbaar , bij gebruik van Standaardnederlands, bij meertalige ouders.
-kan mimiek en intonatie aangeven als hulpmiddelen bij Standaardnederlands om zich verstaanbaar te maken naar meertalige ouders toe en past dit toe.
-schrijft klare, duidelijke, zakelijke, cliëntgerichte korte teksten in Standaardnederlands naar de ouders.
-zoekt of ontwikkelt mogelijkheden om met anderstalige ouders te communiceren, schriftelijk en mondeling en past deze toe.
-gebruikt pictogrammen en symbolen als hulpmiddel om schriftelijk in contact te komen met meertalige ouders.
- werkt met een tussentaal of een opstaptaal als hulpmiddel om mondeling in contact te komen met meertalige ouders
-organiseert een klasoverschrijdende activiteit in samenspraak met een collega.
-doorloopt de strategische stappen bij het organiseren van een activiteit buiten het klasverband.
-respecteert de 3 onderdelen bij het formuleren van een ik-boodschap.
-formuleert duidelijke de afspraken bij het organiseren van een klasoverschrijdende activiteit met collega’s/mentor en directie.
-past de technieken, zoals empathie, aanvaarding, erkenning, actief luisteren, …, toe bij een relationeel gericht gesprek.
- organiseert een oudercontactavond, een klasoverschrijdende uitstap en andere schoolactiviteiten in overleg met verschillende personeelsleden (medestudenten).
-kan een taakverdeling voor een activiteit opstellen en strikt naleven.
-leeft afspraken met collega’s strikt na.
-durft eigen handelen bespreekbaar stellen in een grote groep (medestudenten).
-durft theoretische kennis in vraag stellen in een grote groep na praktijkervaring.
-durft, na zelfreflectie en bespreking in team, de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak aanpassen.
-komt op voor zijn/haar standpunt binnen het team en kan opbouwende kritiek geven in Standaardnederlands.
-kan de gesprekstechnieken zoals: de ander laten uitspreken, oogcontact houden, vragen stellen, … toepassen in interactie met alle leden van het schoolteam.
-kan conflictstijlen adequaat hanteren in gegeven situaties binnen het eigen team.
-kan zich verplaatsen in het standpunt van iemand anders uit het team (emphatiseert).
-laat in een gesprek binnen het team een ander teamlid uitspreken.
-heeft aandacht voor het belang van non-verbale communicatie zowel bij zichzelf als bij een teamlid.
-levert tijdens teamwerk een eigen inbreng in Standaardnederlands.
-neemt actief deel aan de muzische stage door eigen gepaste inbreng.
-maakt kennis met de inhouden en vaardigheden voor schrijfdans.
-komt op voor zijn/haar standpunt bij de medewerkers van onderwijsbetrokken initiatieven en kan opbouwende kritiek geven in Standaardnederlands.
-kan de gesprekstechnieken zoals: de ander laten uitspreken, oogcontact houden, vragen stellen, … toepassen in interactie met alle leden van het onderwijsbetrokken initiatief.
-kan conflictstijlen adequaat hanteren in gegeven situaties binnen het onderwijsbetrokken initiatief.
-kan zich verplaatsen in het standpunt van iemand anders (emphatiseert).
-laat in een gesprek met het onderwijsbetrokken initiatief een ander medewerker van het onderwijsbetrokken initiatief uitspreken.
-heeft aandacht voor het belang van non-verbale communicatie zowel bij zichzelf als bij een medewerker van het onderwijsbetrokken initiatief.
-levert tijdens bespreking met de medewerkers van het onderwijsbetrokken initiatief een eigen inbreng in Standaardnederlands.
Leerinhoud - conflicthantering;
- vergadertechnieken;
- werken met schoolcultuur, ontwikkelen van vergadercultuur en werken naar ouderparticipatie;
- omgaan met probleemgedrag bij kleuters;
- gesprekken met ouders/slechtnieuwsgesprek;
- organiseren in overleg;
- muzische stage;
- schrijfdans.
Begincompetenties Eindcompetenties verworven voor het opleidingsonderdeel Pedagogisch Didactisch Atelier I, II, III en Stage I, II, III, IV en SAA I, II, III.
Eindcompetenties Verwijzend naar de decretaal vastgelegde algemene competenties en algemene beroepsgerichte competenties en de beroepsspecifieke competenties meer bepaald de basiscompetenties voor “de professionele bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs” wordt voornamelijk gewerkt aan:
ALGEMENE COMPETENTIES
Denk- en redeneervaardigheid
Het verwerven en verwerken van informatie
Het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken
Creativiteit
Het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken
Het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren.
ALGEMENE BEROEPSGERICHTE COMPETENTIES
Teamgericht kunnen werken
Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk
Het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën
Het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk
BEROEPSSPECIFIEKE COMPTENTIES
FG 2: De leraar als opvoeder.
2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de kleuters in de groep en op school.
2.1.2 ervoor zorgen dat de inbreng en keuzen van kleuters worden gerespecteerd en gewaardeerd
2.5 De leerkracht kan adequaat omgaan met kleuters in sociaal-emotionele probleemsituaties en met kleuters met gedragsmoeilijkheden.
FG 4: De leraar als organisator.
4.1 De leerkracht kan een gestructureerd speel- en leerklimaat bevorderen.
4.1.1 vaardigheden en aanpakwijzen van goed klasmanagement hanteren.
FG 6: De leraar als partner van de ouders / verzorgers.
6.1 De leerkracht kan zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over het kind.
6.2 De leerkracht kan met ouders of verzorgers communiceren over hun kind in de school op basis van overleg met collega's of externen.
De ondersteunende kennis omvat agogische inzichten in de communicatie tussen school en ouders, en beschikbare hulpverleningsinstanties en -personen.
6.3 De leerkracht kan in overleg met het team de ouders of verzorgers informeren over en betrekken bij het klas- en schoolgebeuren, rekening houdend met de diversiteit van de ouders.
De ondersteunende kennis omvat kennis van de diversiteit van sociale en culturele realiteiten van ouders of verzorgers en communicatietechnieken.
6.5 De leerkracht kan in Standaardnederlands of in een ander passend register, communiceren met ouders en verzorgers met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties.
6.5.1 doelgericht verschillende soorten gesprekken voeren afhankelijk van de klas- en schoolcontext
De ondersteunende kennis omvat communicatiestrategieën voor taalgebruik in functionele situaties.
6.6 De leerkracht kan strategieën inzetten om te communiceren met anderstalige ouders.
De ondersteunende kennis omvat de mogelijkheden die de communicatie met anderstalige ouders kunnen vergemakkelijken.
FG 7: De leraar als lid van een schoolteam.
7.1 De leerkracht kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteam.
De ondersteunende kennis omvat vormen van samenwerkingsverbanden binnen de school, decretale participatiestructuren, overlegorganen en hun bevoegdheden en kenmerken van schoolcultuur.
Ondersteunende kennis omvat eveneens de relevante kennis inzake het schoolbeleid en modellen van schoolorganisatie.
7.2 De leerkracht kan binnen het team over een taakverdeling overleggen en de afspraken naleven.
7.3 De leerkracht kan de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in het team bespreekbaar maken.
7.5 De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met alle leden van het schoolteam.
7.5.1 doelgericht verschillende soorten gesprekken voeren afhankelijk van de klas- en schoolcontext;
De ondersteunende kennis omvat communicatiestrategieën voor taalgebruik in functionele situaties.
FG 8: De leraar als partner van externen.
8.2 De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met medewerkers van onderwijsbetrokken initiatieven.
8.2.1 doelgericht verschillende soorten gesprekken voeren afhankelijk van de klas- en schoolcontext
De ondersteunende kennis omvat communicatiestrategieën voor taalgebruik in functionele situaties.
ATTITUDES
De volgende attitudes gelden voor alle functionele gehelen.
A1 beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen.
A2 relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen.
A3 kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen.
A4 leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen.
A5 organisatievermogen: erop gericht zijn de taken zo te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden.
A6 zin voor samenwerking: bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken.
A7 verantwoordelijkheidszin: zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en het engagement aangaan om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen.
A8 flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures.
Leermaterialen ::Voor meer informatie, klik hier:: - syllabus
- notities tijdens workshops
Studiekosten 5 euro: Syllabus
150 euro: Muzische stage
15 euro: Schrijfdans
Studiebegeleiding Het monitoraat wordt verzorgd door de betrokken lector na afspraak op dondernamiddag.
Onderwijsvormen - theoretisch aanbrengen van de leerinhouden gekoppeld aan het inoefenen van vaardigheden;
- taakgericht onderwijs en reflectie;
- probleemgestuurde projecten bestaande uit literatuur, theoretische opdrachten en opdrachten in het werkveld;
- workshops;
- muzische stage (drama);
- schrijfdans.
Evaluatievorm Diploma- en creditcontract:
Eerste zittijd:
Agogische vaardigheden:
100% permanente evaluatie.
Muzische stage :
Noodzakelijke voorwaarde om te kunnen slagen voor dit opleidingsonderdeel : verplichte aanwezigheid en deelname bij schrijfdans en muzische stage (drama)
.
Bij afwezigheid is inhalen verplicht. Niet deelnemen of niet inhalen leidt tot niet slagen van dit opleidingsonderdeel en geeft automatisch 'Afwezig' voor het totale opleidingsonderdeel.
Tweede zittijd:
Voor het Sociaal Agogisch Atelier is er geen tweede zittijd mogelijk.
Examencontract:
inschrijven voor een examencontract kan enkel mits een bijkomende inschrijving met een diplomacontract.
OP-leden Lien COPPENS, Erna VAN CROMBRUGGE, Ida JONNIAUX.
|
|