Trefwoorden ICT en Media – Taalstrategieën - Agogiek
Doelstellingen Een gedetailleerde lijst van doelstellingen is te vinden in de syllabus.
1. Taalstrategieën (2 studiepunten)
Algemene doelstelling:
Taalstrategieën heeft als algemene doelstelling de taalcompetenties van aankomende leraren te ontwikkelen die in de Basiscompetenties van de leraar secundair onderwijs en in Dertien doelen in een dozijn, een rapport van de Taalunie, veel aandacht krijgen.
Voor een succesvol taalbeleid voor toekomstige leraren krijgen drie soorten taalcompetenties in Taalstrategieën specifieke aandacht: macrotaalvaardigheden (zoals lezen, schrijven, luisteren, gesprekken voeren en presenteren), onderliggende microtaalvaardigheden (zoals spelling, grammatica, uitspraak en woordenschat) en ten slotte specifieke beroepstaalvaardigheden (Nederlands als instructietaal, taalgericht vakonderwijs), die het hoofddoel zijn. In de leerlijn van Taalstrategieën wordt in semester 1 en 2 vooral aan de macro- en de microtaalvaardigheden aandacht besteed. Vanaf semester 3 staan de specifieke beroepstaalvaardigheden centraal.
De specifieke beroepstaalvaardigheden hebben betrekking op de rol van taal als middel van kennisoverdracht (Nederlands als instructietaal). De toekomstige leraar:
• is zich bewust van het probleem schooltaal en instructietaal
• kan in alle fasen van het lesgeven en op planmatige wijze aan de leerlingen hulpmiddelen aanbieden volgens de algemene principes van taalgericht vakonderwijs en Nederlands als ‘steunvak’.
Subdoelstellingen:
MACROTAALVAARDIGHEDEN
A. ALGEMENE VAARDIGHEDEN
1. De student kan voor taaltaken een plan van aanpak hanteren, namelijk de OVUR-strategie:
• Oriënteren op de taaltaak
• Voorbereiden of verkennen van de taaltaak
• Uitvoeren van de taaltaak
• Reflecteren op de uitvoering (het proces) en het product van de taaltaak.
2. De student kan voor alle taaltaken en voor alle deelaspecten ervan (uitspraak, spelling, grammatica, woordenschat enzovoort) de geschikte schriftelijke en elektronische bronnen effectief en efficiënt raadplegen (informatievaardigheden).
B. LEESVAARDIGHEID: KRITISCH LEZEN EN LUISTEREN (ARGUMENTATIEVE VAARDIGHEDEN)
De student kan de argumentatie van een betogende tekst analyseren en beoordelen. Hij kan:
• standpunten en argumenten identificeren en interpreteren
• objectieve en subjectieve argumenten onderscheiden
• de belangrijkste argumentatieschema’s herkennen
• een betoog op aanvaardbaarheid beoordelen
• drogredenen herkennen en vermijden in de eigen argumentatie.
SPECIFIEKE BEROEPSTAALVAARDIGHEDEN (Nederlands als ‘steunvak’): NIVEAU 1
1. De student kan:
• de individuele beheersingsniveaus Nederlands van de leerlingen inschatten volgens de beoordelingssystematiek van het Europees Referentiekader voor Talen (CEF), bijvoorbeeld met behulp van Raamwerk Nederlands of Doorlopende Leerlijn Talen.
• bij alle fasen van zijn pedagogisch-didactisch handelen en in alle vakken taalactiviteiten organiseren die passen bij deze niveaus Nederlands van de leerlingen.
2. De student kan bij de oriëntatiefase:
• de doelen (vak, taal) van de les/opdracht helder en expliciet voor leraar en leerlingen formuleren
• de kernbegrippen (vaktaal, signaalwoorden) van de les/taak op een rij zetten
• de voorkennis duidelijk en expliciet oproepen bij de leerlingen en de nieuwe leerstof daaraan vasthaken
• de leerlingen een helder beeld bieden van de werkwijze (doel, aanpak, resultaat en beoordelingscriteria) van de les/taak.
3. De student kan bij de instructie, de verwerkings- en toepassingsfase:
• rijke en gevarieerde leermiddelen verzamelen om de stof te verhelderen, te visualiseren en betekenis te geven voor de leerlingen
• de leerlingen ruim aanvullende bronnen in verschillende vormen aanbieden of ze die laten opzoeken (folders, interviews, gasten, video, internet, authentiek materiaal)
• vakteksten voor de leerlingen herschrijven of toegankelijk maken met behulp van kernbegrippen, leesvragen, mondelinge toelichting, sleutelschema’s, grafieken
• taalsteun bij de instructie aanbieden door de kernbegrippen van de les/taak voldoende duidelijk te maken voor de leerlingen (begrip controleren, betekenis zoeken, formuleren, woordenlijst, omschrijvingen, woordvorming, voorbeelden, feedback, begrippennetwerk, context aanbrengen)
• de leerlingen op verschillende manieren taalsteun bij de verwerking en de toepassing aanbieden (instructies verwoorden en specificeren, leesvragen, sleutelschema’s, taalleerstrategieën, schrijfkaders, feedback op mondelinge en schriftelijke formuleringen)
• de leerlingen onderling aan het praten zetten over de leerstof (interactie) via onderwijsleergesprek, discussie, opdracht in duo’s, denken/delen/uitwisselen, competitie, raadsel, experts, samen beroepsproduct maken, genummerde hoofden, presentaties
• de leerlingen vragen voorleggen die het denken en het zelf formuleren stimuleren (denkvragen en strategieën rond kennis, begrip, toepassing, analyse, synthese, evaluatie)
• de leerlingen regelmatig gestructureerd (wederzijdse afhankelijkheid) samen in groepen aan het werk zetten (samenwerken).
4. De student kan bij de beoordeling en evaluatie:
• gevarieerd en functioneel toetsen, met andere woorden verschillende toetsvormen hanteren waarbij de taaldoelen en de vakdoelen in samenhang worden beoordeeld (er zijn criteria voor vak- én taaldoelen)
• de leerlingen zelf mee laten denken over hun bereikte resultaten, de leerlingen ook zichzelf en hun medeleerlingen laten beoordelen naast de beoordeling door de leraar (zelfbeoordeling)
• de leerlingen bij de beoordeling voldoende taalsteun geven opdat ze een goed resultaat leveren (taalsteun in de vorm van schrijf- of spreekkaders).
5. De student kent het taalverwervingsproces. Hij kent:
• het proces van lezen, spreken, luisteren en schrijven
• het proces van woordenschatverwerving
• de verwerving van grammaticale aspecten (syntaxis)
• de kenmerken van sterke en zwakke lezers, sprekers en schrijvers.
6. De student kan taalkennis en taalvaardigheden trainen. Hij kan:
• teksten als nodig toegankelijk maken voor de leerlingen
• de leerlingen strategieën leren om de leesvaardigheid te ontwikkelen
• het niveau van de vaktekst bepalen
• werkvormen inzetten om de spreekvaardigheid te ontwikkelen
• woorden selecteren (om te behandelen)
• werkvormen hanteren voor het semantiseren, inslijpen en toepassen van nieuwe woorden
• feedback geven op taalaspecten
• spreek- en schrijffouten corrigeren.
2. ICT en Media (1 studiepunt)
- kunnen professioneel gebruik maken van de verschillende bouwstenen in een e-leren omgeving
- wiki pagina's kunnen editeren en aanmaken
- discussies op een forum kunnen meevolgen en er actief aan deelnemen
- weblogs kunnen volgen en kunnen gebruik maken van feeds
Enkel voor de studenten die geen informatica of burotica volgen:
- de basisvaardigheden van een rekenbladprogramma vlot kunnen toepassen in functie van de onderwijsopdracht, en in het bijzonder:
* vanuit een Windowsomgeving vlot kunnen opstarten en afsluiten;
* vlot de verschillende onderdelen (rijen, kolommen, cellen, formulebalk, etc.) van een werkblad herkennen;
* de verschillende soorten gegevens die in een cel kunnen geplaatst kunnen correct inbrengen;
* de opmaak van een werkblad (en inzonderheid de voorstelling van getallen) op een professionele manier verzorgen; -correct formules kunnen invoeren en wijzigen;
* correct en doelgericht de voorgedefinieerde functies zoals som, gemiddelde, minimum en maximum gebruiken; -een werkmap bestaande uit een of meerdere werkbladen opslaan;
* een werkmap openen en eventueel aanpassen en uitbreiden door werkbladen, rijen, kolommen en/of cellen toe te voegen; -een werkblad en/of een selectie ervan afdrukken;
* de helpfunctie gebruiken.
Enkel voor de studenten informatica en/of burotica:
- een eenvoudige website met HTML kunnen maken;
- een website kunnen publiceren.
3. Agogiek (2 studiepunten)
De groepsdynamische processen in klassen toelichten.
De communicatie met en binnen de klas benaderen vanuit een systeemtheoretisch kader.
D.m.v gerichte keuze van werkvormen de vorming van een positief groepsklimaat bevorderen.
Een leerlijn sociale vaardigheden kunnen uitwerken gebaseerd op de VOET sociale vaardigheden.
Met de leerlingen gericht en expliciet aan sociale vaardigheden werken.
In de klas afspraken en waarden bespreekbaar maken.
Problemen in de leerlingengroep opmerken en kunnen verklaren.
Leerlingen aanspreken op ongewenst leerlinggedrag.
Op een constructieve manier omspringen met ongewenst leerlingengedrag.
Conflicten met of tussen leerlingen kunnen hanteren.
De roos van Leary gebruiken als model om interacties in kaart te brengen.
Zijn omgang met leerlingen en de interactie in de klas in vraag stellen.
De eigen waarden en attitudes in vraag stellen.
In samenwerking met collega-studenen opdrachten kunnen uitwerken.
De functie van de gespreksleider, de verslaggever en de deelnemers aan een vergadering kunnen toelichten.
Functionele en dysfunctionele posities in een vergadering kunnen toelichten.
Efficiënt aan een vergadering kunnen deelnemen.
Experimenteren met de rol van gespreksleider in een vergadering.
Leerinhoud Onderdelen van de leerinhoud:
1. Taalstrategieën (2 studiepunten)
Argumentatieleer:
• standpunten en argumenten
• objectieve en subjectieve argumenten
• de belangrijkste argumentatieschema’s
• de criteria voor de aanvaardbaarheid van een betoog
• de belangrijkste drogredenen.
Nederlands als ‘steunvak’:
• de beheersingsniveaus Nederlands volgens het Europees Referentiekader voor Talen (CEF)
• de taalactiviteiten die passen bij deze niveaus Nederlands
• de heldere formulering van de doelen (vak, taal) van de les/opdracht
• een overzicht van de kernbegrippen (vaktaal, signaalwoorden) van de les/taak
• het gebruik van de voorkennis
• de explicitering van de werkwijze (doel, aanpak, resultaat en beoordelingscriteria) van de les/opdracht
• rijke en gevarieerde leermiddelen om de stof te verhelderen, te visualiseren en betekenis te geven
• aanvullende bronnen (folders, interviews, gasten, video, internet, authentiek materiaal)
• vakteksten toegankelijk maken (kernbegrippen, leesvragen, mondelinge toelichting, sleutelschema’s, grafieken)
• taalsteun bij de instructie (de kernbegrippen van de les/taak voldoende duidelijk maken: begrip controleren, betekenis zoeken, formuleren, woordenlijst, omschrijvingen, woordvorming, voorbeelden, feedback, begrippennetwerk, context aanbrengen)
• taalsteun bij de verwerking en de toepassing (instructies verwoorden en specificeren, leesvragen, sleutelschema’s, taalleerstrategieën, schrijfkaders, feedback op mondelinge en schriftelijke formuleringen)
• interactie (via onderwijsleergesprek, discussie, opdracht in duo’s, denken/delen/uitwisselen, competitie, raadsel, experts, samen beroepsproduct maken, genummerde hoofden, presentaties)
• denkvragen en strategieën rond kennis, begrip, toepassing, analyse, synthese, evaluatie
• gestructureerd samenwerken in groepen
• gevarieerd en functioneel toetsen (criteria voor vak- én taaldoelen)
• zelfbeoordeling
• taalsteun bij de beoordeling (in de vorm van schrijf- of spreekkaders)
• het taalverwervingsproces: het proces van lezen, spreken, luisteren en schrijven; het proces van woordenschatverwerving; de verwerving van grammaticale aspecten; de kenmerken van sterke en zwakke lezers, sprekers en schrijvers
• training van taalkennis en taalvaardigheden.
2. ICT en Media (1 studiepunt)
- e-leer omgeving
Voor alle studenten, behalve studenten informatica en/of burotica:
- elektronisch rekenblad
Enkel voor de studenten informatica en/of burotica:
- introductie tot HTML
3. Agogiek (2 studiepunten)
Fasen in de vorming van groepen
Rolgedrag in groepen
Positieve en negatieve groepen
Werkvormen om positieve groepsvorming te bevorderen
Conflicthanteringsstrategieën
Roos van Leary
Remediëringstechnieken ongewenst gedrag
VOET sociale vaardigheden
Vergadertechnieken.
Rollen in de probleemoplossende vergadering.
Begincompetenties De competenties (en credits) verworven hebben (of ervoor gedelibereerd zijn) van het Communicatie en Informatieverwerking van het 1e én 2e semester ).
Eindcompetenties De te bereiken eindcompetenties kunnen niet los worden gezien van de doelstellingen (cf. supra - zie ook syllabi )
Een gedetailleerde lijst van de eindcompetenties is te vinden in de syllabi
In de syllabi wordt de relatie tussen de doelstellingen en de inhouden van dit opleidingsonderdeel en het opleidingsprogramma van de opleiding Bachelor in het Onderwijs: Secundair Onderwijs geëxpliciteerd.
Vaardigheden en ondersteunende kennis ivm competenties van de beginnende leraar:
1. De beginnende leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen
2. De beginnende leraar als opvoeder
4. De beginnende leraar als organisator
5. De beginnende leraar als innovator-onderzoeker
6. De beginnende leraar als partner van ouders/verzorgers
7. De beginnende leraar als lid van een schoolteam
8. De beginnende leraar als partner van externen
9. De beginnende leraar als lid van de onderwijsgemeenschap
10. De beginnende leraar als cultuurparticipant.
Attitudes ivm:
A1 Beslissingsvermogen
A3 Kritische ingesteldheid
A10 Taalgebruik en communicatie
Leermaterialen ::Voor meer informatie, klik hier:: Syllabi, bronnen op internet, leerplatform Dokeos
Studiekosten Syllabus Taalstrategieën 3 en 4: 10 euro
Syllabus ICT en Media: 2,5 euro
Syllabus Agogiek: 10 euro
Studiebegeleiding 1.Taalstrategieën: Het monitoraat wordt verzorgd door de betrokken lectoren op afspraak.
2.ICT en Media: Het monitoraat wordt verzorgd door de betrokken lectoren op afspraak. De studenten kunnen op afspraak gebruik maken van de apparaten en de infrastructuur van de vakgroep "ICT en educatie".
3.Agogiek: Vraaggestuurde begeleiding en bijsturing nav de stage.
Onderwijsvormen Hoorcollege, werkcollege, begeleid zelfstandig werk, zelfstandig werk
1.Taalstrategieën: Interactieve colleges, activerende werkvormen, observatie van cases (onder meer op video en dvd), begeleid zelfstandig werk
2.ICT en Media: Theoretisch en praktisch aanbrengen van de leerinhouden, gekoppeld aan het inoefenen van vaardigheden.
3.Agogiek: Interactieve colleges, activerende werkvormen, observatie en analyse van cases, rollenspel.
Evaluatievorm Een gedetailleerde lijst van evaluatiemodaliteiten is te vinden in de syllabi.
Voor diplomacontract en creditcontract:
Taalstrategieën ( 2 studiepunten )
Schriftelijk examen 50 %
Taken 50%
ICT en Media ( 1 studiepunt)
Schriftelijk en praktisch examen voor 100%
Agogiek (2 studiepunten)
100% Permanente evaluatie
Aanwezigheid verplicht. Studenten moeten inschrijven.
Bij permanente evaluatie is een tweede zittijd mogelijk door een vervangende taak.
Voor examencontract:
Studenten met een examencontract dienen zich in te schrijven voor dit opleidingsonderdeel via een diplomacontract
Studenten die in de eerste zittijd niet slagen voor het opleidingsonderdeel, maar die in de 1e zittijd minimum 10/20 halen voor de onderdelen van de leerinhoud 1 of 2 of 3 hoeven daarvoor geen 2e zittijd te doen. Ze moeten echter wel een 2e zittijd doen voor de onderdelen van de leerinhoud waarvoor ze minder dan 10/20 haalden, zoniet krijgen ze de vermelding afwezig voor het hele opleidingsonderdeel.
Algemeen: Voor de eindbeoordeling van dit opleidingsonderdeel geldt het volgende:
- het gewogen gemiddelde van alle partims
- bij 7/20 of minder voor één van de partims wordt er geen gewogen rekenkundig gemiddelde gemaakt voor de eindbeoordeling van het opleidingsonderdeel, maar wordt de eindbeoordeling/eindcijfer bepaald door de partim met het laagste cijfer.
OP-leden Francis Vereecke
|
|