Trefwoorden Kennis en Vaardigheden Vakdidactiek en methodiek Praktijk in het onderwijsvak
Doelstellingen Een gedetailleerde lijst van doelstellingen is te vinden in de syllabus en voor de Praktijk in het onderwijsvak in het Reglement voor de praktijk – 4e semester.
Vaardigheden en kennis (4 studiepunten)
De studenten kunnen:
- de vaardigheid beheersen om met enkele multimediale leeromgevingen te werken: video, cd-rom, dvd, internet;
- de jeugd- en kinderliteratuur beschrijven;
- een gerichte keuze maken uit jeugdliteratuur (romans en poëzie) om teksten en boeken te gebruiken voor leerlingen van de eerste en de tweede graad;
- een gerichte keuze maken uit poëzie voor leerlingen van de eerste en de tweede graad;
- samen met de leerlingen reflecteren over hun taalgebruik;
- de spellingregels op een duidelijke manier verwoorden;
- via de studie van de morfologie inzicht verwerven in de bouw van woorden, in de flexie, in de woordvormingsregels, in het ontstaan van nieuwe woorden en in woordverlies;
- het vertelperspectief, de ruimte, de personages en het tijdsverloop in een tekst of roman bespreken;
- de kenmerken van de belangrijke stromingen met hun vertegenwoordigers in de Nederlandse literatuur benoemen;
- het Standaardnederlands mondeling en schriftelijk beheersen met aandacht voor stijl, woordgebruik, tekststructuur, zinsbouw, leesgemak, leestekens, opmaak, grammatica en spelling;
- zelfstandig opdrachten uitwerken voor de eerste en de tweede graad en daartoe de nodige bronnen kritisch raadplegen;
Vakdidactiek en –methodiek (2 studiepunten):
De studenten kunnen:
- gericht gebruik maken van de leerplannen;
- de verworven inzichten in vakdidactische uitgangspunten transfereren naar didactisch verantwoorde lesvoorbereidingen;
- kritisch en juist omgaan met het ruime aanbod leerboeken Nederlands, gekoppeld aan een goede selectie van geschikt lesmateriaal via het internet;
- de diversiteit erkennen aan methodiek voor lessen in een A- en een B-stroom en in een eerste en een tweede graad;
- de vier vaardigheden en hun deelstrategieën in logisch opgebouwde lessen uitwerken;
- een gerichte keuze maken van diverse werkvormen en media;
- toegankelijke resultaten raadplegen van vakinhoudelijk en vakdidactisch onderzoek via
vakdidactische tijdschriften en websites.
Praktijk in het onderwijsvak en reflecteren (3 studiepunten):
- achterhaalt de beginsituatie van de klas aan de hand van een observatie van de klasorganisatie, de handelingen van de mentor(en) en via gesprekken;
- achterhaalt de beginsituatie van de klas aan de hand van interview, observatie, én schoolboeken en handleidingen, eindtermen, ontwikkelingsdoelen, leerplannen en toetsen;
- brengt de heterogeniteit van de leergroep in kaart in overleg met de mentor;
- schrijft op basis van observatieopdrachten een gestructureerd verslag, of zet een geobserveerde les om in een gestructureerde schriftelijke voorbereiding;
- formuleert de doelstellingen concreet en operationeel (in een lesvoorbereiding);
- kiest doelstellingen op basis van handleidingen en leerplannen;
- kiest doelstellingen rekening houdend met de verschillende ontwikkelingsdomeinen;
- kiest doelstellingen rekening houdend met de beginsituatie van de groep
- koppelt doelstellingen aan leerinhouden;
- kiest leerinhouden op basis van doelstellingen en beginsituatie;
- hanteert correct de begrippen en de structuur van de lesvoorbereiding;
- zorgt voor een logische structuur in een zelfstandig opgestelde les(en voorbereiding);
- kiest werkvorm en groeperingsvorm gelet op de doelstellingen;
- kan onderwijs- en leermiddelen vinden.
- gebruikt / maakt de gepaste onderwijs- en leermiddelen voor de verschillende lesfasen;
- past onderwijs- en leermiddelen aan en gebruikt ze;
- past bij het uitwerken van een les het motivatieprincipe, het activiteitsprincipe en het aanschouwelijkheidsprincipe toe;
- past leerpsychologische inzichten toe;
- kiest doelstellingsvalide vragen, taken en opdrachten;
- verzamelt gegevens (met het oog op evaluatie) op basis van observatie en gesprekken;
- hanteert in gesprekken het Standaardnederlands;
- hanteert schriftelijk het Standaardnederlands;
- vertelt in Standaardnederlands (leest voor – indien van toepassing) en is zich daarbij bewust van zijn eigen mogelijkheden om die vaardigheden optimaal in te zetten en eventuele beperkingen te compenseren;
- werkt aan een positieve interactie met de leerlingen;
- vertoont voorbeeldgedrag voor de attitudes die worden nagestreefd bij de leerlingen;
- begrijpt en gebruikt de specifieke vaktaal op een correcte wijze;
- beheerst de vakspecifieke leerinhouden voor de te geven lesopdrachten;
- past de verworven basiskennis en vaardigheden toe in de didactische aanpak;
- legt horizontale verbanden, werkt vakoverschrijdend binnen het vak;
- gaat op correcte wijze om met administratieve (school)verplichtingen zoals het bijhouden van agenda, gegevens en dergelijke meer;
- werkt aan afspraken en regels met leerlingen;
- spreekt leerlingen aan op ongewenst gedrag;
- zorgt ervoor dat de materiële organisatie zo geordend mogelijk verloopt (materiaalbedeling, ruimtelijke organisatie…);
- geeft voor zichzelf en de leerlingen de timing aan voor een les;
- creëert een stimulerende, veilige en werkbare klas- en leerruimte;
- werkt in samenwerking met collega’s (studenten) opdrachten uit (indien van toepassing);
- stelt in overleg binnen de school afspraken op en leeft die na;
- informeert zich over het schoolreglement en leeft de regels van de school strikt na.
Belangrijkste attitudes
De student
- durft op te treden tegen leerlingen;
- houdt zich aan elementaire regels van de sociale omgangsvormen;
- gaat uit van een positieve instelling tegenover de leerlingen;
- houdt rekening met de leef- en ervaringswereld van de leerlingen;
- tracht op een positieve manier om te gaan met gefundeerde kritiek;
- neemt initiatief voor het eigen vormingsproces;
- grijpt kansen aan om te leren;
- durft feedback en advies te vragen;
- is erop gericht planmatig te werken;
- is bereid om in team aan een taak te werken;
- vertoont stiptheid, administratieve correctheid tegenover mentoren en lectoren;
- wil de verantwoordelijkheid dragen voor het eigen handelen;
- vertoont veiligheidszin;
- is bereid te variëren en experimenteren met nieuwe werkvormen, inhouden, media;
- wil open staan voor ideeën van anderen;
- hanteert zelf correcte mondelinge en schriftelijke communicatie;
- ontwikkelt een ‘taalgeweten’ en spoort bij twijfel de gepaste oplossing op;
- gebruikt bewust verbale en non-verbale communicatie;
- past het eigen taalgebruik aan de eigen communicatieve situatie aan.
Leerinhoud Onderdelen van de leerinhoud:
1 Vakkennis-vaardigheden ( 4 studiepunten):
1 Poëzie
De theoretische en praktische verwerkingsmogelijkheden van (jeugd)poëzieteksten nagaan voor de eerste en de tweede graad.
2 Uitspraak
Blijven reflecteren over hun uitspraak;
Zich oefenen in het steeds beter correct en expressief spreken;
Een correcte uitspraak van het Standaardnederlands beheersen.
3 Spelling
De spellingregels en -afspraken beheersen.
4 Taalbeschouwing
Hun kennis van de woord- en zinsleer verdiepen door oefeningen te maken en te bespreken.
Via de studie van de morfologie inzicht verwerven in de bouw van woorden, in de flexie, in de woordvormingsregels, in het ontstaan van nieuwe woorden en in woordverlies.
Via de studie van de semantiek inzicht verwerven in de verschillende betekenisaspecten van de woorden.
5 Taalbeheersing
Aan de hand van schriftelijke en mondeling taalgebruik het Standaardnederlands beheersen met aandacht voor stijl, woordgebruik, structuur, zinsbouw, leesgemak, leestekens, opmaak, grammatica en spelling;
Een duidelijk inzicht hebben in soorten taalgebruik zoals die ook in de tweede graad aan bod komen: duidelijk, aantrekkelijk, gepast en correct taalgebruik.
De correcte schooltaalwoorden correct kunnen gebruiken;
Kritisch om kunnen gaan met woordenboeken en taaladviesboeken.
6 Romananalyse
Aan de hand van teksten een handleiding bieden voor de interpretatie van literair proza.
7 Literatuur
Het werk over stromingen dat de studenten in het tweede semester gemaakt hebben, verfijnen en zo komen tot een algemeen overzicht van de Nederlandse letterkunde, met aandacht voor de achtergronden van de literaire ontwikkelingen en representatieve teksten.
8 Portfolio
Opstellen van een leesdossier (jeugdboeken, boek makkelijk lezen, non-fictieboek
over (jeugd)literatuur of vakdidactiek, een recente roman).
2 Vakdidactiek en methodiek ( 2 studiepunten):
Schrijven:
- Werkwijzen om zakelijk en creatief schrijven te evalueren correct kunnen toepassen;
- De opdrachten tot het uitwerken van schrijflessen kunnen uitvoeren, daarbij rekening houdend met de richtlijnen uit het hoofdstuk.
Luisteren en spreken:
- Luister- en spreekopdrachten kunnen ontwerpen volgens de noodzakelijk criteria;
- voorbeelden van spreek- en luisterlessen kritisch kunnen evalueren;
- beoordelingsschema’s voor mondelinge taken kunnen opstellen en gebruiken;
- luister- en spreekprestaties en -evoluties afdoend kunnen evalueren;
- De mondelinge taalvaardigheid in het tweede graad nader bestuderen: voordracht, debat, discussie, interview.
Algemeen:
- De leerplannen van de tweede graad bestuderen.
3 Praktijk in het onderwijsvak ( 3 studiepunten):
Een gedetailleerde lijst van de inhoud van de praktijk in het onderwijsvak is te vinden in het Reglement voor de praktijk 4e semester.
Begincompetenties De competenties (en credits) verworven hebben (of ervoor gedelibereerd zijn) van het betreffende onderwijsvak van het 1e én 2e semester.
Eindcompetenties De te bereiken eindcompetenties kunnen niet los worden gezien van de doelstellingen (cf. supra - zie ook syllabus en het Reglement voor de praktijk 4e semester)
Een gedetailleerde lijst van de eindcompetenties is te vinden in de syllabus en in het Reglement voor de Praktijk 4e semester.
In de syllabus wordt de relatie tussen de doelstellingen en de inhouden van dit opleidingsonderdeel en het opleidingsprogramma van de opleiding Bachelor in het Onderwijs: Secundair Onderwijs geëxpliciteerd.
Vaardigheden en ondersteunende kennis in verband met competenties van de beginnende leraar:
- als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen
- als opvoeder
- als inhoudelijk expert
- als organisator
- als lid van een (school)team
Attitudes in verband met:
- Beslissingsvermogen
- Relationele gerichtheid
- Kritische ingesteldheid
- Leergierigheid
- Organisatievermogen
- Zin voor samenwerking
- Verantwoordelijkheidszin
- Creatieve ingesteldheid
- Flexibiliteit
- Taalgebruik en communicatie
Leermaterialen ::Voor meer informatie, klik hier:: - Helge Bonset e.a., Nederlands in de basisvorming - Een praktische didactiek, Coutinho, 1992;
- Peter Debrabandere en Sigrid Suy, Gids voor correcte schooltaal, syllabus;
- R. Descheemaeker en R. Staelens m.m.v. B. Bernaers, Vademecum spelling, woordleer, zinsleer, constituenten, De Boeck, 2006;
- Johan De Schryver en Anneke Neijt, Handboek spelling, Wolters Plantyn, 2005;
- Johan De Schryver, Oefenboek Spraakkunst, Wolters Plantyn, 2007
- Willy Smedts en William Van Belle, Taalboek Nederlands, Pelckmans, 2004;
- Koen Stassijns en Ivo van Strijtem, 160 gedichten om uit het hoofd te kennen; Van Heer Halewijn tot Hugo Claus, Lannoo, 2007
- Siegfried Theissen en Peter Debrabandere, Woordenboek voor correct taalgebruik, Wolters Plantyn, 2005;
- Jan Renkema, Schrijfwijzer, Sdu Uitgevers, 2005
- Syllabus (docent);
- huislectuur: zie lijst in syllabus.
Studiekosten Syllabus (docent): richtprijs: 10 euro
De overige boeken werden al in het eerste jaar en in het derde semester gekocht en worden nu verder gebruikt.
Studiebegeleiding Problemen kunnen rechtstreeks aan de docent gemeld worden. Die zal de student zo efficiënt mogelijk begeleiden.
Onderwijsvormen Docerende werkvormen, allerlei gespreksvormen, groepswerk, begeleid individueel en zelfstandig werk, oefeningen, geleide studie en zelfstudie. De aanwezigheid van de student is vereist voor de onderdelen die permanent worden geëvalueerd. De opdrachten moeten op tijd worden ingeleverd.
Evaluatievorm Een gedetailleerde lijst van evaluatiemodaliteiten is te vinden in de syllabus en in het Reglement voor de praktijk.
Voor diplomacontract en creditcontract:
1 Vakkennis-vaardigheden: 4 studiepunten
Schriftelijk examen 50 %
Mondeling examen 30 %
Taken 20 %
Vakdidactiek en methodiek: 2 studiepunten
Schriftelijk examen 50 %
Mondeling examen 30 %
Taken 20 %
Praktijk in het vak en reflecteren: 3 studiepunten
Permanente evaluatie: 100%
Voor het partim ‘Praktijk in het onderwijsvak’ is geen tweede zittijd mogelijk.
Studenten die in de eerste zittijd niet slagen voor het opleidingsonderdeel, maar die in de 1e zittijd minimum 10/20 halen voor de onderdelen van de leerinhoud 1 of 2 hoeven daarvoor geen 2e zittijd te doen. Ze moeten echter wel een 2e zittijd doen voor de onderdelen van de leerinhoud waarvoor ze minder dan 10/20 haalden, zoniet krijgen ze de vermelding afwezig voor het hele opleidingsonderdeel.
Voor examencontract:
Studenten met een examencontract dienen zich in te schrijven voor dit opleidingsonderdeel via een diplomacontract.
Algemeen: Voor de eindbeoordeling van dit opleidingsonderdeel geldt het volgende:
- het gewogen gemiddelde van alle partims
- bij 7/20 of minder voor één van de partims wordt er geen gewogen rekenkundig gemiddelde gemaakt voor de eindbeoordeling van het opleidingsonderdeel, maar wordt de eindbeoordeling of het eindcijfer bepaald door de partim met het laagste cijfer.
OP-leden Docent: Sigrid Suy
|
|