Trefwoorden Structuur en beleid Sociaal-Cultureel Werk.
Doelstellingen In dit opleidingsonderdeel leren studenten beleidsgericht denken en handelen als sociaal-cultureel professional in de context van een sociaal-culturele organisatie. Het sociaal-cultureel werkveld wordt hierbij ruim benaderd: het gaat o.m. om sociaal-cultureel volwassenenwerk, jeugdwerk, samenlevingsopbouw, lokaal cultuurbeleid, amateurskunsten, sociaal-artistiek werk, educatief werk binnen NGO’s e.d. aan de ene kant en om ingebouwd Sociaal-Cultureel Werk in diverse andere sectoren (o.m. de welzijns- en gezondheidssector) aan de andere kant. Het accent ligt niet zozeer op het kennen van de details van subsidie- en regelgeving, doch wel op het kunnen lezen, interpreteren en toepassen ervan alsook op een kritische analyse van een aantal actuele beleidsconcepten en -principes met het oog op het formuleren van mogelijke alternatieven voor projectsubsidiëring voor de eigen stageplaats. Inzicht in de bestaande regelgeving vergt tevens een historisch perspectief: dit opleidingsonderdeel start met een historische analyse van het sociaal-culturele werkveld en de herstructureringsstromen met het oog op een beter begrijpen van de actuele werkelijkheid en de rol van een sociaal-cultureel werker daarin. Het samenspel tussen de overheid, maatschappelijke ontwikkelingen en de bijdrage van het sociaal-culturele werkveld staat hierin centraal. Subsidie- en regelgeving ontstaat in en wordt immers ook beïnvloed door het werkveld.
Het opleidingsonderdeel wil deze doelstellingen concreet vorm geven door volgende competenties uit het opleidingsprofiel te ondersteunen:
Beroepsspecifieke competenties
Sociaal werkers:
-1. Handelen vanuit een visie die steunt op een breed inzicht in de maatschappelijke werkelijkheid;
-2. Participeren vanuit de eigenheid van Sociaal Werk aan het beleid en de uitbouw van een organisatie;
-3. Dragen bij tot de profilering en ontwikkeling van de professionele identiteit.
Algemene competenties:
Algemene beroepsgerichte competentie
-4. Het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk.
Algemene ( generieke) competentie
-5. Het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken.
Voor dit opleidingsonderdeel wordt in modeltraject 1 de basis gelegd via de volgende opleidingsonderdelen:
Inleiding op het Sociaal Werk;
Politieke en sociale geschiedenis;
Maatschappelijk Assistent in de Praktijk: Theoretische en praktische bouwstenen 1;
Maatschappelijk Assistent in de Praktijk: Theoretische en praktische bouwstenen 2;
Inleiding tot het Belgisch rechtssysteem: i.c. Grondwettelijk recht.
Voor dit opleidingsonderdeel wordt in modeltraject 2 de basis gelegd via de volgende opleidingsonderdelen:
Werkvelden Sociaal Werk;
Sociaal Werk: Sociologische en beleidsmatige visies;
Stage 1.
Het opleidingsonderdeel kent theoretische en praktische linken met de volgende opleidingsonderdelen uit modeltraject 3:
Sociaal-Cultureel Werk en educatie;
Sociaal-Cultureel Werk en cultuur;
Sociaal-Cultureel Werk en samenleving;
Management social profit;
Stage 2.
Leerinhoud Dit opleidingsonderdeel bestaat uit vier delen:
Historiek van het werkveld;
Regelgeving, herstructureringsstromen en actuele ontwikkelingen met expliciet ook aandacht voor recente decreten o.m. het participatiedecreet;
Beleidsprincipes zoals o.m. beleidsplanning, omgevingsanalyse, kwaliteitszorg, participatieve beleidsvorming zoals o.m. verschuiving van government naar governance, participatie en communicatieve planning in jeugdwerk (alsook Europese ontwikkelingen), kindvriendelijke ruimtelijke planning, …;
Begincompetenties Studenten kunnen in de onderwijsrealiteit van dit opleidingsonderdeel, indien nodig, hun basisinzichten uit volgende inhoudskaders aanwenden:
Modeltraject 1
Inleiding op het Sociaal Werk;
Politieke en sociale geschiedenis;
Maatschappelijk Assistent in de Praktijk: Theoretische en praktische bouwstenen 1;
Maatschappelijk Assistent in de Praktijk: Theoretische en praktische bouwstenen 2;
Inleiding tot het Belgisch rechtssysteem: i.c. Grondwettelijk recht.
Modeltraject 2
Werkvelden Sociaal Werk;
Sociaal Werk: Sociologische en beleidsmatige visies;
Stage 1.
Eindcompetenties De competenties uit het opleidingsprofiel vermeld in het luik ‘doelstellingen’ worden integratief ondersteund door volgende eindcompetenties van het opleidingsonderdeel:
Op het niveau weten en inzien
De studenten:
- Interpreteren inzichtelijk en met zin voor kritische duiding (in relatie tot politieke, maatschappelijke en economische ontwikkelingen) de actueel geldende decreten in het Sociaal-Cultureel Werk;
- Linken inzichtelijk de betekenis van historische ontwikkelingen en herstructureringsstromen in het Sociaal-Cultureel Werk aan de actuele organisatie van en het professioneel handelen in Sociaal-Cultureel Werk.
Op het niveau toepassen
De studenten:
- Vertalen correct - gestoeld op kritische reflectie en met zin voor creativiteit - beleidsprincipes en -concepten naar actuele (praktijk)situaties of cases binnen het Sociaal-Cultureel Werk.
Op het niveau integreren
De studenten:
- Beantwoorden vanuit een eigen beargumenteerde visie op het subsidiebeleid van de overheid en met zin voor essentie de analyses van vragen en situaties uit het sociaal-culturele werkveld;
- Positioneren correct met zin voor inhoudelijke nauwkeurigheid de eigen stage-organisatie en een sociaal-cultureel project in de stageplaats binnen bestaande regelgeving en subsidiëring.
Leermaterialen ::Voor meer informatie, klik hier:: Cursus te verkrijgen op de cursusdienst;
Lidmaatschap van de bibliotheek, essentieel voor het raadplegen van vakliteratuur.
Studiekosten De kostprijs wordt geraamd op ongeveer 8 euro.
Studiebegeleiding De lesgever is beschikbaar tijdens de les of na afspraak;
Via het interactieve leerplatform Dokeos.
Onderwijsvormen Hoorcollege;
Interactief hoorcollege: college met visualisering;
Concrete verwerkingsopdrachten;
Individuele opdrachten;
Gespreks- en discussievormen.
Dit opleidingsonderdeel ondersteunt, gelinkt aan haar inhoudelijke eigenheid, de mogelijkheid tot implementatie van internationale gastsprekers en/of bezoeken in internationale context.
Evaluatievorm Eerste zittijd
De evaluatie berust op het einde van het semester op:
- een individueel in te dienen paper (50% van de totale beoordeling);
- een mondeling examen (50 % van de totale beoordeling).
In de paper analyseren de studenten de beleids- en subsidiestructuur van de eigen stage-organisatie kritisch en formuleren zij tevens nieuwe mogelijkheden voor projectsubsidiëring of projectreglementering binnen deze stage-organisatie. De paper wordt op een vooropgestelde datum ingediend en wordt gequoteerd op basis van vooropgestelde criteria die toegelicht worden bij aanvang van het opleidingsonderdeel (cfr. opdrachtenformat).
Het mondeling examen bestaat uit open vragen. Het examen richt zich op de volledige leerinhoud van dit opleidingsonderdeel. Het aantal vragen wordt bepaald met zorg naar haalbaarheid binnen de voorziene examineringtijd. Er wordt schriftelijke voorbereidingstijd voorzien.
Tweede zittijd
In tweede zittijd worden een gelijkaardige opdracht (50% van de totale beoordeling) en een gelijkaardig mondeling examen (50% van de totale beoordeling) voorzien.
OP-leden
|
|